Vervoeren
Op 3 juni 2001 overhandigde het bakkersechtpaar Nijland uit Kampen een bakkerskar aan het Nederlands Bakkerijmuseum in Hattem. Ter gelegenheid van deze schenking werden de herinneringen aan het transport van brood en banket uit de mond van het echtpaar opgetekend. Hieronder een kort verslag van dit kijkje in het verleden:
Chris Nijland heeft 60 jaar lang brood gebakken en zelf langs de deur gebracht. Venten had ook een sociale functie, sociale contacten. Hij was goed in de omgang met mensen, gaf veel advies, als er een pannetje op het vuur stond te pruttelen gaf hij een huisvrouw het advies daar een lepeltje tussen te doen.
Men deed geen bestellingen want Bakker Nijland wist wat hij op een dag nodig had. Het brood werd nooit meteen betaald. Dit gebeurde een keer per twee weken, of in sommige gevallen nooit. Dit gaf een hele administratie. De bedienden gaven mensen brood op de pof. Aan het einde van de dag moest dit allemaal gecontroleerd worden met het uitgegeven brood.
Soorten brood in de bakkerskar:
- Voorkant: bruin brood
- Achterkant: witbrood
- Kleine middenvak: roggebrood en beschuit en een groot mes
Voor feestelijk gelegenheden nam hij krentenbrood of gevlochten brood mee. en in bepaalde perioden, bijvoorbeeld na de oorlog, grijs regeringsbrood. Dit was gesubsidieerd brood. Het brood lag los in de kar en werd in de lengte 2 op elkaar gestapeld. Halfjes werden ter plekke gesneden zoals de uitgesleten rand van de kar aantoont. Het brood werd in een mandje naar de klant gedragen. In dit mandje lagen ook bijproducten, bijvoorbeeld rolletjes drop en King pepermunt. Met name op zaterdag werd er veel brood verkocht en moest de bakker regelmatig terug naar de bakkerij om de kar bij te vullen. Dit werd zo veel mogelijk in de route ingepland. Er werd 6 keer per week gevent,alleen niet op zondag. Er mocht niet voor 10 uur gevent worden. Er werd dan om 5.00 uur begonnen met bakken en van 10.00 – 13.00 uur met de kar gereden. Moeder stond dan in de winkel.
De bakkerskar werd normaal gesproken geduwd. Hiervoor moest de klep dicht zijn anders kon men niet over de kar heenkijken. De klep werd altijd met een vloeiende beweging dichtgeklapt. (Dit moest met beleid gebeuren, anders kreeg je je vingers er tussen). Het mandje dat altijd tussen de klep stond (zodat men het brood kon zien) was daarom altijd kapot. ’s Winters moest er een trekker voor de kar. De kar werd niet op sleden gezet hoewel men die wel had. Daar werden beschuitkisten op gestapeld. Daarin werd het brood gestopt.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er dode varkens in de kar vervoerd. Ook werd er vanuit IJsselmuiden voedsel naar Kampen vervoerd.
In latere jaren kreeg de bakkerskar een minder belangrijke functie, en ging alleen nog langs bij mensen die zelf geen boodschappen konden doen. De rest nam brood gewoon mee tijdens de boodschappen (supermarkt). De broodbezorging in Kampen is pas een jaar of 8 geleden gestopt. Oorzaak was personeelsgebrek. Op zich was er ondanks de concurrentie van de supermarkt nog wel behoefte aan het bezorgen van vers brood.
Kampen was in vier wijken verdeeld en die werden allemaal met een eigen kar bediend. Er hebben 2 fietsen en 2 karren naast elkaar gefunctioneerd. De versleten karren werden vervangen door fietsen. Ook is er minstens één hondenkar geweest. De bakkerskar van Nijland werd over een periode van ongeveer 70 jaar gebruikt. Chris Nijland liep op zijn 14e voor het eerst achter de bakkerskar. De kar zelf zou nog van “opa” Gerrit Nijland geweest kunnen zijn. De drie generaties bakkers (vanaf 1897) van de familie gebruikten allemaal een bakkerskar. Een bakkerskar werd niet voorzichtig behandeld: het neerzetten gebeurde met een grote klap. De poot was daarom aan slijtage onderhevig en de smid moest er dan ook regelmatig een nieuwe poot onder zetten.
30 maart 2013 | 19:36
8 juli 2018 | 02:29
15 juli 2018 | 23:41