Allerzielen (2 november)
Inleiding
Allerzielen wordt op 2 november gevierd door de Rooms Katholieke gelovigen. Zij vieren op die dag hun opstanding, de overwinning van het leven op de dood. Ze bidden voor de
verlossing van de zielen uit het vagevuur en bezinnen zich op hun eigen sterfelijkheid.
Veel gezinnen wonen op deze dag één van de drie missen bij en dragen rond deze periode zelf een mis op aan de afgestorven familieleden.
De meeste parochies voorzien niet alleen rouwdiensten voor de overleden parochianen, maar ook voor de priesters en gesneuvelde soldaten en burgers uit de twee wereldoorlogen.
Zielewagen
In veel dorpen trok een processie rond het kerkhof. Op elk van de vier hoeken zongen de processiegangers één van de vier evangeliën uit de missen van de overledenen. Het volk geloofde dat de afgestorvenen als geesten op een zielewagen door de lucht naar hun vroegere woonplaatsen terugkeerden. De toevallig fluitende wind werd die dag uiteraard
toegeschreven aan de voorbij suizende dodenwagen of aan de klagende zielen die smeekten om verlost te worden.
Westvlamingen ontwikkelden zelfs zo'n gevoeligheid voor de dierbare overledenen dat ze de deuren voorzichtig dichttrokken opdat ze geen zieltje zouden verpletteren. Met wat goede wil konden bijgelovigen de zielen in de nevel over de velden zien hangen. En wie op die dag de was op het gras te bleken legde, riskeerde dat ze er hun 'vuile voeten' op
achterlieten.
Eten voor verlossing
In Limburgse en Brabantse steden en dorpen trekt men op die dag naar de kerkhoven om de graven te versieren met bloemen, met name met chrysanten. Ook worden hier en daar - in navolging van België - kaarsen ontstoken op het graf.
Het gebruik is ook her en der bekend in de Gelderse en Overijsselse Achterhoek waar men flinke hoeveelheden allerzielenkoekjes at bij wijze van offer om hiermee zieltjes te verlossen.
Tot de Tweede Wereldoorlog werden vooral in Zuid- Duitsland en Oostenrijk met Allerzielen aan rondtrekkende kinderen en armen (de Armen-Seelen-Geher) in grote hoeveelheden kleine broodjes uitgedeeld.
Instelling kerkelijk feest
Een echt kerkelijke aangelegenheid voor alle overledenen werd Allerzielen waarschijnlijk in 998. Toen zou de Franse abt Odilio van Cluny een belangrijke aanzet tot deze herdenking van de doden hebben gegeven. Hij gebood namelijk alle kloosters van de Benedictijnenorde op 1 november na de vespers van Allerheiligen de doodsklok
te luiden en het officie (kerkelijk gebed) der overledenen te zingen. De volgende dag moesten de priesters van die Benedictijnenkloosters een mis opdragen ter verlichting van de pijn die de gelovige zielen in het vagevuur doorstonden, in afwachting van hun opneming in de hemel.
Deze gewoonte werd geleidelijk aan ook in andere streken overgenomen. In België en aansluitend Nederland zou bisschop Notger (ca. 930-1008) Allerzielen omstreeks 1000 als een verplichte feestdag in zijn bisdom Luik ingevoerd hebben.
In 1582 stelde Borromeus, bisschop van Milaan, voor om op 2 november in heel de Kerk Allerzielen te vieren. Uiteindelijk werd de gedenkdag officieel door het Vaticaan bekrachtigd.
Allerzielenbrood
Folklorist Nannings gaf tot slot in zijn boek in 1932 een opsomming van de meest voorkomende namen van Allerzielenbroodjes:
In Duitsland en Oostenrijk heten deze:
- Bretzel, Seelenbretzen, Seelenwecken, Seelstücke, Seelbüche, Seelenzelten, Seelenprügel, Spitzlein, Seelenzöpfe, Stritzel, Züpfen, Schwarze Wecken, Totenbeinchen.
In Vlaanderen:
- Mastellen en Cadetjes, Zielebroodjes, Zieltjeskoeken, Heeteweggen, Heetebrood, Engelbrood, Sterretjes, Sterrekoeken.
In Waals -België :
- Couquedes, Ames, Coquille, Vaudes, Crêpes.
Vlechtmotief
Voor een deel heeft het religieuze aspect tegenwoordig aan waarde ingeboet. Het kerkhof is voor sommigen op deze dag met name een plaats geworden waar ze jaarlijks familieleden, verwanten en kennissen ontmoeten, niet zozeer de dode dan wel de levende.
Veel romantische tradities gingen verloren, zoals het bakken van zielebroodjes of zieltjeskoeken (vaak pannenkoeken maar ook krakelingen en gevlochten broodjes), waarbij de klokken 'weenden'.
Op Allerzielen werden in vroeger dagen op sommige plaatsen ook kleine broden gebakken ter grootte van een halve hand, die als ontbijt werden genuttigd. Dit gold als herinnering aan de broden, die vroegere geslachten aan hun doden meegaven op de lange reis.
Soms werden er in het Allerzielenbrood stempels gedrukt met een vlechtmotief dat verwijst naar het oorspronkelijke vrouwenoffer. De dierenoffers vinden we eveneens terug in het scheenbeen- en knokkelgebak dat met Allerzielen werd gegeten.
In het Belgische Geraardsbergen werd en wordt nog steeds het Allerzielenfeest gevierd met korven vol krakelingen en zoetigheid, dat door de heren van de stad wordt uitgestrooid. Er is kermis, de klokken luiden en het oude krakelingenwerpspel wordt gespeeld.
In Katholieke streken was het voorts de gewoonte dat peters en meters vlechtbroden, beendergebakken en grote krakelingen, al dan niet voorzien van een geldstuk, aan hun peetkinderen schonken.
Bronnen bij dit artikel
Auteur niet bekend: Feestbroden en –gebakken
De Bakker, 24e jg. no. 20, 30 december 1930, (overgenomen uit de Volkskrant)
Dekoning, Ivo et al.: Feest Wijzer De meest gevierde dagen van het jaar
CODA, Antwerpen, 1993
Graft, prof. C. Catharina van der: Driekoningen als volksfeest
Jager, J.L. de: Volksgebruiken in Nederland. Een nieuwe kijk op tradities
Het Spectrum, Utrecht/ Antwerpen 1981
Ven, D.J. van der: Merkwaardige brooduitdelingen en broodspinden in Nederland
Herkomst artikel niet bekend
14 januari 2017 | 22:26
14 januari 2017 | 22:41
14 januari 2017 | 23:04
14 januari 2017 | 23:18
14 januari 2017 | 23:53
15 januari 2017 | 00:07
15 januari 2017 | 20:16
15 januari 2017 | 20:32
18 mei 2017 | 19:51
23 mei 2017 | 02:08
23 mei 2017 | 04:19
23 mei 2017 | 06:30