Bijzondere broodsoorten
Bollenbakker
Eeuwenlang blies de bakker de bakkershoorn om zijn klanten te waarschuwen dat hun dagelijks rantsoen van verse broodjes of bollen warm in de winkel lagen. Het waren overwegend ronde en ovale broodjes, genoeg voor één maaltijd. Nu had je natuurlijk grote en kleine eters en dus waren ook de broodjes van verschillend gewicht. Dat wil overigens niet zeggen dat de bakker maar raak deed qua gewicht van de bollen: er waren wel minimale vereisten vastgelegd in zogenaamde ‘keuren’. Grotere cq zwaardere bollen waren echter niet bezwaarlijk voor de vaste klanten. De Hollanders waren flinke eters. Uit deze tijd stamt dan ook het spreekwoord: Koop bollen voor je geld, met andere woorden: dan zit je altijd goed. De broodeters van vroeger wisten nog een andere maatstaf aan te nemen om hun dagelijkse rantsoen te controleren, namelijk door het aantal ‘volle monden’ te tellen, dat een bol hun gaf. Omdat de bakker overwegend ronde broodjes of bollen bakte, stond hij ook bekend als bollenbakker.
Bolleboos
Bollen waren dus dagelijkse kost en stonden daarom symbool voor alles wat goed en degelijk was. Dat werd weerspiegeld in het dagelijks taalgebruik en tal van uitdrukkingen. We kennen allemaal de uitdrukking ‘een bolleboos zijn’ of een ‘knappe bol hebben’. Bol stond dan synoniem met ‘hoofd’.
Volgens sommigen zou het woord ‘bolleboos’ een verbastering zijn van ‘bollebuis’, oftewel een poffertje of schertsend, een mollige, goeiige jongen.
Volgens een andere theorie zou ‘bolleboos’ afstammen van het Hebreeuwse ‘ba’al habbajit’, (spreek uit als: bool-ha-bojis) dat ‘heer des huizes’ betekent.
Dat zou ook pleiten voor het gebruiken van afgeleiden van het woord ‘bol’ in het dievenjargon. De kastelein, de huurbaas en de politie stonden bijvoorbeeld bekend als de ‘bolleboffen’. Een fietsverhuurder was ‘een kleine bollebof’ en een vrouw die flink wat in haar mars had, was een ‘bolleboffin’.
Bollenkakkers
In 1652 bepaalde de Amsterdamse overheid dat bollen uitsluitend van grof meel mochten worden gebakken. Het grof geknede tarwemeel werd met wat water en zuurdeeg tot een pasta aangemaakt. Enkele decennia later mochten de bakkers echter ook bollen van fijner meel bakken, mits deze bollen met een flinke letter ‘F’ werden gemarkeerd. Deze fijne bollen waren een luxe artikel; ze werden vooral door de rijkere, pas gehuwden gegeten tijdens de wittebroodsweken. Rijkere lieden werden daarom schertsend ook wel ‘wittebroodskinderen’ genoemd. Overigens werden de bollen gebakken met acht aan een schoot, ook wel achtlingen genoemd.
Er was voortdurend controle op de kwaliteit en het gewicht van de bollen. Toch waren er altijd weer bakkers die de regels probeerden te ontduiken door te lichte bollen te bakken. Bakkers met een slechte reputatie werden daarom ook ‘bollenkakkers’ genoemd.
Bollenoproer
Dergelijke Amsterdamse bollenkakkers waren ook verantwoordelijk voor een dreigend bollenoproer in 1748. Enkele onverlaten hadden hun broden weer dusdanig licht van gewicht gemaakt dat een aantal huisvrouwen in woede ontstak en er zich een menigte voor de betreffende bakkerijen verzamelde. De schout en schepenen wisten nog maar net te voorkomen dat de bakkers gelyncht werden.
Katerduutjes
Ook de Franse Hugenoten, die zich na de opheffing van het Edict van Nantes omstreeks 1685 overal in ons land vestigden, waren soms maar matig te spreken over de kwaliteit en het gewicht van de Hollandse bollen. Zij wensten grotere bollen en vroegen dan om: deux fois quatre, dat wil zeggen: tweemaal een broodje van vier duiten voor hetzelfde geld.
De bollenbakkers begrepen dit verzoek best maar ze hielden zich van den domme. Ze kwamen echter wel enigszins aan het verzoek van de Fransen tegemoet zo gaat het verhaal althans) door voortaan ook ‘deuvekatertjes’ te bakken. Deze naam zou zijn afgeleid van ‘quatre duitjes’ of ‘katerduutjes’ (vier duiten). Een dubbel broodje zou dan acht duiten oftewel ‘deux fois quatre’ (tweemaal vier)kosten.
Of deze theorie hout snijdt, is zeer onzeker. Wel is het in dit kader opvallend dat in sommige Friese plaatsen als Dronrijp men ‘Franse broodjes’ kende. Bovendien stond in het dominospel de dubbele vier bekend als ‘de Franse bakker’!
Delftse bollenzaterdag
Het plaatsje Dwingelo had ook een grote reputatie op het gebied van het bakken van het Franse brood. Daar had zich Isac Foucet – in de wandeling Isaac Bakker genoemd – gevestigd en het werd in Dwingelo traditie om bij hem en zijn nazaten voor de zondag luxebroodjes en galletjes te kopen.
Bollen hielpen ook in 1936 om gevallen van vandalisme te voorkomen. In die jaren was het nog de gewoonte om ter gelegenheid van Pinksteren Luilakbollen te eten. Net als nu rond Oud en Nieuw was Luilak voor sommige jongeren DE gelegenheid om eens lekker van leer te trekken en andermans spullen te vernielen. De oudheidkundige kring van Delft bedacht als tegenwicht een optocht waarna een regen van bollen over de kinderen en jongeren werd uitgestort. Dit was een dermate groot succes dat voortaan jaarlijkse de Delftse bollenzaterdag werd georganiseerd.
Bronnen bij dit artikel
Auteur niet bekend: Nering en bedrijf in voorbije tijden
Artikel uit de Utrechtse Courant 19 januari 1929
Auteur niet bekend: De Zaandamse luilakbol, De bolleboos en de fijne bol, de Franse bakker en het kadetje
Artikel in de Bakkersbondscourant 21 mei 1965
Ven, D.J. van der: Bollenbakkers en bollenzaterdag
Artikel in het Bakkersvakblad 6 juni 1957
15 oktober 2015 | 01:48