Zoete sinaasappels
Neem een scherp, puntig mesje en draai van de schil van de sinaasappel een reepje zo breed als een strohalm en bijna even dik, steeds in de rondte van boven tot onder af, zodat overal daartussen een net zo breed reepje schil heel blijft; steek er vervolgens nog enige keren met een smal mesje in en leg ze in koud water. Als ze daarin enige uren gestaan hebben, doe ze dan weer in ander water en kook ze week, leg ze in zeer dunne, gezuiverde suiker, kook ze daarin enige keren en laat ze tot de volgende dag in een aarden pot staan. Neem de sinaasappels er dan uit, zuiver de suiker weer en giet er nog een weinig suiker bij; doe de sinaasappels er daarna weer in en laat ze er eens mee opkoken.
De derde dag handelt men nogmaals weer zo, de vierde dag kookt men de suiker tot perlé (à la perle), de vijfde dag eindelijk tot bal (à la plume); laat de sinaasappels mee opkoken, schuim ze goed en bewaar ze in dozen. De suiker moet boven de vruchten uitkomen. Men moet vooral bij het eerste kooksel zeer dunne suiker nemen, want als zij te dik is, dan krimpen de vruchten heel gauw ineen.