Kermiskoek
Recept uit de 19e eeuw
Men neemt 1 ½ kilo meel in een grooten schotel, maakt een kuil in het midden, neemt 3 à 4 eetlepels vloeibare gist, ¼ liter lauwe melk en maakt een deegje. Als dit gerezen is doet men er 5 eieren, 1/8 kilo suiker, 3/8 kilo gesmolten boter, wat zout en de noodige melk bij en maakt er een stijf deeg van, dat goed kneedbaar is. Als dit ten tweeden male gerezen is, wordt het op de bakplank genomen, met 1/8 kilo rozijnen en 1/8 kilo krenten, 1/8 kilo geschilde langwerpig fijngesneden amandelen, 6 decagram bittere fijngestampte amandelen, 3 decagram succade, 3 decagram oranjeschillen, een fijngesneden citroenschil, 7,5 gram kaneel en een halve geraspte muskaatnoot vermengd, weder doorgekneed doch slechts zoolang, tot alles gelijkmatig verdeeld is. Nu maakt men er lange broodjes van, dekt er een servet over en zet die op eene warme plaats. Zijn ze genoegzaam gerezen, dan bestrijkt men ze met gesmolten boter, daarna met sneeuw van 't wit van 2 eieren, bestrooit ze met 6 decagram geschilde en fijngesneden amandelen aangemengd met 3 decagram suiker en bakt ze een uur in frissche hitte op. Na een half uur bakkens legt men er een vel papier op, opdat de amandelen niet verbranden voordat het brood gaar is.
Bron:
Nieuw Hollandsch keukenboek, uitgegeven door H.C.A. Campagne, Tiel , 19e eeuw