Stokvispastei uit de 19e eeuw
Van een half kilo boter maakt men een korstdeeg, rolt het op de dikte van een mes ca 3 mm uit en maakt er een ronde koek van; uit het overige deeg steekt men met een blikken vorm, kleiner dan een drinkglas ronde koekjes. De rand van de ronde koek wordt nu met een geklutst ei bestreken, de ronde koekjes terrasvormig op den bestreken rand gelegd, alles te zamen nogmaals met ei bestreken en in tamelijke hitte 225 °C gebakken. Gelijktijdig legt men 1 ½ kilo geweekte stokvisch een half uur lang in kokend water, neemt het er daarna uit en trekt er het vel af en de graten uit. Smelt nu ¼ kilo boter in een pan, stooft daarin een eetlepel vol fijn gesneden uien, neemt een eetlepel gehakte peterselie, drie eetlepels tarwemeel, roost dit vijf à zes minuten aan een met de uie, legt de stokvisch er in , giet er een halve scheplepel vol bouillon bij, kruidt dit met zout, peper en muskaatnoot en laat dit slechts even koken daar de visch maar behoeft te weeken. Nu schikt men ze in den gebakken krans en dient ze spoedig voor.
Bron: Nieuw Hollandsch keukenboek, uitgegeven door H.C.A. Campagne, Tiel , 19e eeuw