Macarons met oranjebloesem- of vioolgeur
Recept uit de 19e eeuw
Men slaat 500 Nederl. wichtjes beste broodsuiker aan kleine stukjes, en laat die koken tot den tweeden graad van kookhitte. Inmiddels worden 125 Nederl. wichtjes oranjebloesem gehakt (niet al te fijn), en het wit van drie rauwe eieren stevig tot schuim geklopt. De oranjebloesem wordt in de kokende suiker gestrooid en goed daar doorheen geroerd. Vervolgens wordt ook het eiwitschuim er doorgeroerd. Dit gedaan zijnde, neemt men het van het vuur af.
Met een klein lepeltje schept men nu dit kooksel op een vel wit pa¬pier, lepeltje voor lepeltje, van elkander afgescheiden. Dit opscheppen meet zeer vlug geschieden, en dat papier vervolgens dadelijk in den oven gelegd worden (in den broodbakkersoven, twee uren nadat het brood er uitgehaald is; of in den oven van de kookkachel, gestookt op eene hitte, die met dien van den broodoven gelijk staat). Een uur daarna haalt men het papier uit den oven, en maakt het van onderen nat, om het los te maken van de macarons, die nu ten onderste boven op een ander vel wit papier of op een schaaltje of bord gelegd, en nogmaals in den oven gezet worden. Als ze geheel gedroogd zijn, neemt men ze er uit. In een trommel, op eene droge plaats, blijven ze wel een jaar goed.
Met bloemblaadjes van viooltjes (in plaats van oranjebloesem) is de behandeling volkomen dezelfde.
Bron:
De bekwame huishoudster van Elsje Visser, uitgeverij Noothoven van Goor, Leiden