Sint Agatha (5 februari)
Sint Agathabrood
Dit brood (aanvankelijk gebakken van boekweitbloem, later van roggebloem) zou, als het in de vlammen werd geworpen, het vuur bezweren.
Volgens de folklorist D.J. van der Ven is dit brood een voorbeeld van een oud offerbrood waarbij brood als zoenoffer in het vuur werd gegooid voor de zoon van de vuurgod Loki.
Het Agathabrood werd tegen het einde van de 19e eeuw gevuld met rozijnen. Het brood kreeg daarmee meer het karakter van een geschenk. Ook werd het gebruikt als ‘galgenmaal'; het werd namelijk opgediend tijdens de laatste maaltijd van een personeelslid dat naar een andere bestemming zou vertrekken.
Oogstbrood
Vooral Sint Agatha werd als broodheilige vereerd en nog lang werd haar naam geëerd op de Veluwe, onder andere in de omgeving van Voorthuizen.
Het Sint Agathabrood was hier een vertegenwoordiger van het oogstbrood, vergelijkbaar met oogstbroden op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden met ingestoken tarwearen.
Dit brood werd gebakken als de laatste wagen met koren was binnengehaald.
Een dergelijk broodje was nog te zien op de grote tentoonstelling, die in 1931 in Den Haag werd gehouden door de ‘Meelfabrieken der Nederlandsche Bakkerij'.
Het was ingezonden door bakker W. Hendriks uit Voorhuizen en versierd met een 12- tal ongedorste korenaren.
Het boekweitbrood werd op de tentoonstelling gepresenteerd met de mededeling: offerbrood, gegeten op 16 oktober ter gelegenheid van St. Agatha.