Kermis en jaarmarkten
Oliebollen
Waren poffertjes- en wafelkramen luxueuze etablissementen op de kermis, de oliebollen- en plaatkoekenkramen waren veel eenvoudiger.
De oliebol is vanouds een typisch kermishapje. In de Tilburgse krant van 3 september 1885 werd het volgende bericht geplaatst: "Als bewijs, dat de oliebollenbakkerijen op den Heuvel alhier nogal te doen hebben, dient: dat een vrouwspersoon, zondagavond in een neringdoend huis, in een paar uur tijds niet minder dan 36½, zegge zesendertig en halve, oliebol ten haar genoegen naar binnen speelde, welke haar goed zijn bekomen".
Eén van de oudste oliebollenkramen was die van de weduwe Posinga uit Sneek, die zeker in de noordelijke provincies vermaard was. In haar bescheiden kraam trok ze van kermis naar kermis. Nog altijd zijn oliebollen een populaire kermislekkernij.
Zie ook: Oud en Nieuw
Wieringer Tulen
Op Wieringer wist men vroeger flink kermis te vieren, de werkzaamheden werden tot een minimum beperkt om te genieten van alle kermisgeneugten.
Op hoogtijdagen werd zelfs het middagmaal geschrapt en vervangen door een maaltijd van warme tulen met ham.
Tulen waren blokvormige, platte broodjes, versneden uit goed gerezen plaatbrood, een fijn wittebroodsgebak, het ‘pain de luxe' voor de kermisdagen. Doorgesneden leverden die blokjes dubbele boterhammen, die, ovenwarm van de bakker gehaald, de boter of ‘butter' deden smelten. Dik met ham belegd gaven ze tegen de middag weer energie aan de kermisgangers die een nacht flinke hadden doorgehaald.
De tulen werden alleen op de kermisdagen gegeten. In vroeger eeuwen maakten ze onderdeel uit van de kermismaaltijd die aan de hele gemeenschap door de kerk werd verstrekt.
Tulen schenken
Later werd de tulen door de kerk uitgedeeld aan het begin van de kermis op de laatste donderdag in juli. De uitdeling vond plaats in de kerk van Hippolytushoef, het hoofddorp van het voormalige eiland. De uitdeling van tulen verliep volgens een sfeerbeeld als volgt:
‘Deze werd 's ochtends om 6 en 8 uur met de grote klok van Hippolytushoef ingeluid. Om 10 uur verzamelden de boeren zich in het logement, waar de verpachting der tienden plaatsvond, die door een familie op Texel mocht worden geheven. Het hele eiland was in 18 percelen verdeeld en tijdens de verpachting mocht ieder, die zijn pachtsom had betaald uit een grote kom brandewijn met rozijnen een paar volle lepels nemen. Het einde van de verpachting werd ook weer door de grote klok aangekondigd. Dat was dan het sein, waarop oud en jong hadden gewacht. Dadelijk werd het een run naar de kerk. Als iedereen binnen was, werden de deuren gesloten en was het wachten op de komst van de schout met zijn dienaar en nog een persoon, die zich bij de deur onder de kloktoren opstelde. Eén voor één ging daarna de gemeente naar buiten, waar ze een tuul ten geschenke ontvingen. (...)
Merkwaardig was, dat de notabelen recht hadden op meer exemplaren. Zo mocht bv. de burgemeester er zelfs 50, de predikant en de notaris ieder 30 en de hoofdonderwijzer er 25 ontvangen. Deze bevoorrechting gaat ongetwijfeld verder terug dan tot de dagen, waarin men beweert, dat de notabelen geschenken ontvingen om daardoor de pachtheffing te bevorderen.'
Stul?
De auteur De Graaf waagde zich ooit aan de hypothese dat het woord tulen wellicht afkomstig was van ‘stul' of stol. Zuid-Nederland kende namelijk de ‘stul' (klont) boter of brood van langwerpig ronde vorm.
In het Hoogduits is de ‘stolle' een langwerpig brood, bijvoorbeeld in de Weihnachtsstolle.
Taartjeskermis
Op de eerste woensdag van oktober werd in het Zeeuwse Groede de traditionele taartjeskermis gevierd. Voor de bakkers van het dorp DE gelegenheid om de populaire taarten die wel wat weg hadden van Limburgse vlaaien, te bakken.
Deze ‘paptaarten' bestonden uit een plat, rond deeg met in het midden vanillepudding.
De taartjeskermis was voor de boeren uit de omgeving tevens een goed moment om banden met familie, vrienden en kennissen aan te halen. Daarbij kwamen steevast de paptaarten op tafel waarbij sommige zich dermate te buiten gingen dat ze er wel 10 stuks op een dag van verorberden.
Verder terug in de geschiedenis van deze taartjeskermis kende men ook de varkentjes van koek, passend bij de agrarische geschiedenis van de streek.
Spouwers
Bollen of spouwers, waren een bekend kermisgebak in Noord - en Zuid Holland, Zeeland en Groningen.
Het was een beschuit die niet werd doorgesneden maar wel werd gedroogd. Aan het deeg werd anijszaad toegevoegd.
Wijlen Anton Spil vertelde over de ouderlijke bakkerij in Obdam en het bakken van spouwers het volgende:
'Spouwers waren een gelegenheidsgebak voor de jaarlijkse kermis van de eerste zondag van juli. Stukjes beschuitdeeg met anijszaad werden afgewogen op een gewicht van plus
minus 150 gram, in vieren verdeeld, dat wil zeggen eerst in tweeën daarna weer in tweeën en elk stukje werd rond opgebold en meteen op ingevette bakplaten geplaatst. Na even rijzen werden de deegstukjes met de achterkant van de hand of met een beschuitdop plat gedrukt. Na een rijsduur in een orde van grootte van ruim een uur afgebakken. Oventemperatuur onbekend, maar vermoedelijk een vrij lage temperatuur, want spouwers mochten vooral geen te donkere bovenkleur hebben, liefst geelachtig bruin. Baktijd weet ik ook niet exact meer, maar vermoedelijk ongeveer 12 minuten, mogelijk zelfs iets langer. Na het bakken werden de spouwers gedroogd. Eerst in de oven met een lage temperatuur op bakplaten met onderkant boven en daarna in trommels tot de zondag van de kermis bewaard.'
Limburgse specialiteiten
In Limburg waren rozijnen- en krentenmik, taart, vlaaien en knapkoeken de onontbeerlijke gerechten van den kermistijd evenals sloffen en tartepumkes.
In Vaals hielden de jongelui vroeger bij het begin van de kermis een optocht en zamelden daarbij vlaaien in; deze werden vervolgens ‘s avonds gezamenlijk in de herberg opgepeuzeld. Dit noemde men het aanrijden van de kermis.
Op de dag vóór het begin van de kermis brachten de kinderen op het platteland de thuis bereidde kermislekkernijen op metalen bakplaten naar de bakker. Het ging bijvoorbeeld om rijstevlaaien maar ook om zwarte-, pruimen-, abrikozen- en ‘riggelaotevlaoje'.
De zwarte vla van gedroogde appelen had het nadeel dat het niet lang bewaard kon worden. Er kwam al snel schimmel op; men zei dan dat de vlaai haar op had. Deze vlaaien werden daarom soms als remedie aanbevolen aan kaalhoofdigen.
Camps moppen
Rond 1870 stonden op de kermissen in Noord - Limburg snoepkramen die allerlei lekkernijen verkochten. Deze werden door de eigenaren zelf gemaakt. Het was bakker Louis Camps in Horst (L) die de heerlijke Camps-mop uitvond. De koek hield het midden tussen een eierkoek en een knapkoek. Het was een ronde koek, bestrooit met rode suiker en in het midden een gat. Voor één cent was hij te koop. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd de koek gemaakt en in heel Noord - Limburg op kermissen en markten verkocht.
Diversen
We geven u tot slot nog enkele voorbeelden van brood en banketproducten behorend bij kermis en jaarmarkt:
In Haarlem vielen de Augustuskermis en de varkensmarkt samen. Ter gelegenheid hiervan bakte men varkenskoeken van speculaas.
In Drenthe kende men - onder andere in Assen en Meppel - de hanepoten als geliefd kermisgebak, lange, gegroefde krentenbroden. Deze naam ging ook over op de Drentse kermishakkoeken.
De bekende Dalfser moppen begonnen hun populariteit eveneens op jaarmarkten en kermissen. Het werd zelfs de scheldnaam van de inwoners van deze plaats:
‘Dalfser moppen, zonder koppen, zonder oren, zo zijn de Dalfser moppen geboren. ‘
Jaarmarktbrood werd kermisbrood in Hulst waar de kinderen broodhaantjes kregen op de zogeheten Haantjeskermis op 1 november.
Andere plaatselijke kermisbroden zijn de Alkmaarse panlatten en de Zutphense haspels (broodjes met komijnzaad).
Tijdens Friese kermissen kende men diverse specialiteiten. Dan werden er verschillende zoete broodjes gebakken als stroopbolletjes, krentenbollen met kaneelvulling, suikerbolletjes en anijsdumkes, een koekje gemaakt van deeg dat met de duim werd
aangedrukt en dat met anijs gekruid werd. De normale dumkes werden met koekkruiden gekruid.
Beschuitbollen
Op de Linschoterkermis (eerste woensdag na 7 augustus) bakten de Linschoter bakkers tot 1940 beschuitbollen en wanneer deze gaar waren werd er door hen op de bakkershoorn geblazen.
Ook is dit het seizoen van de kermissen met Limburgse vlaaien met vruchten, rijstevlaaien, Vlaamse vlaaien, poffertjes met als moderne variatie de tsüsbollebulsjes (kaaspoffertjes), de Zaanse bollebuisjes, de rietperen bollen (ook uit de Zaanstreek) en de Goudse stroopwafels.