Brood, banket en bijgeloof
Brood, banket en bijgeloof |
Bijgeloof
Waarzeggerformules, bezweringsteksten, magische praktijken om betovering uit te bannen of de liefde te winnen, waren vroeger alom verspreid want het volk leefde in onwetendheid en angst voor demonen. Brood en banket speelden een grote rol als het ging om het bezweren van deze demonen en angsten.
Gerstewater
Volgens de Hettieten was onder andere soldatenbrood een probaat middel tegen impotentie terwijl gedesemd brood, bewaard in een bepaald vat, bescherming bood tegen epidemieën. Zulke geneeskrachtige magie was ook bekend in het christelijke West – Europa waarbij niet altijd de grens tussen bijgeloof en het eerste semi- wetenschappelijk onderzoek duidelijk was. Gerst, gekookt met venkel, was bijvoorbeeld een afdoend middel voor vrouwen die geen zoogmelk meer hadden, aldus een medicijnboek van 1564. Gerstekoren in water gekookt verwarmde de kille mens en gerstebrij met suiker en rozijnen was goed voor de lever. 'Barleywater' of gekookte gerst werd in Engeland geprezen als een goed middel tegen verkoudheden. Een andere (zonderlinge) Engelse visie was dat brood, gemend met kwikzilver, verdronkenen kon lokaliseren als men dit brood op het water legde. De dode werd daardoor als het ware naar de oppervlakte getrokken.
Bruidsbed
Volgens een oude Duitse overlevering kon men met name op Sint Jansdag heel wat ongemakken genezen. Hoofdpijn verdween als men precies om 12 uur een broodje in verse melk legde en dit dan langzaam opat. Bakken op een maandag werd als gevaarlijk beschouwd, want dit brood kon chronische maagziekten veroorzaken. In de Alpenlanden was het verboden op een woensdag te bakken: het brood dat op die dag gebakken brood was, moest zo rap mogelijk verdwijnen. In het Frankenland werden in het bruidsbed van een jong paar drie broden en drie koolbrokken verborgen. In Bohemen geloofde men dat het verwachte kind goede tanden zou krijgen als men brood onder het bed legde. Brood zou ook de kracht bezitten heksen en tovenaars af te weren.
Springkoek - Voorbehoedmiddel tegen krankzinnigheid
Op zondag na Pinksteren hielden de Katholieken in een processie stil bij de hoeve van Sint Hermes. De processiegangers kochten langwerpige broodjes bij de dragers van de relikwieënkistjes. De armen omringden hen daarna al springend om zo de krankzinnigheid te verbeelden. Sint Hermes is namelijk de patroon tegen krankzinnigheid en men at deze broodjes dan ook als voorbehoedmiddel.
Rad, molenrad - Getand offerbrood van de molenaar
In het Limburgse land werden s`middags op de eerste Pinksterdag bij de St. Nicolaaskerk raderen verkocht. Men vermoedt dat de broden een afbeelding zijn van het rad van een watermolen en dat de broden van oorsprong verwijzen naar een oud offer van de molenaars. Deze zouden daardoor geen gebrek aan water krijgen om hun molens draaiende te houden.
Eierkoeken
Aan de eierkoeken – bekend als lekkernij rondom de Paasdagen - kende men vroeger bijzondere krachten toe. Wanneer iemand ziek was werden de lichaamsafscheidingen, als gevolg van die ziekte, in een eierkoek verwerkt. Deze wierp men in het water of gaf het aan de hond te eten om zo de ziekte van zich af te schudden. Soms begroef men deze eierkoeken in de grond als afweermiddel tegen onkruid. Af en toe werden deze Paaskoeken ook gemaakt zonder eieren. In plaats daarvan werd dan saffraan aan het deeg toegevoegd om toch een mooie gele kleur te verkrijgen.
Amulettekoek
Vollenhoven was een voorname plaats met veel inwoners van adel tot het stadje in verval kwam en een vissersplaats werd. Vissen op de Zuiderzee was toentertijd niet zonder risico’s. De vissersvrouwen bakten daarom amulettekoeken als talisman voor de vissers op zee. De vissers namen aanvankelijk talismannen mee in de vorm van penningen, kettingen of armbanden. De vervangende amuletten van koek waren niet alleen bedoeld als voedsel voor de hardwerkende mannen maar dienden ook als afweer tegen watergeesten.