Koninklijke banketbakkers
Koninklijke banketbakkers |
Vorstelijke beloningen
Banketbakkers die zich in de gunst van adel en vorstendom wisten op te werken konden rekenen op vorstelijke beloningen en soms adellijke titels.
In Frankrijk waren er onder Frans I in het jaar 1510 al Koninklijke confiseurs, evenals bij de befaamde Hendrik VIII in Engeland. De huwelijken met zijn zes vrouwen verliepen niet al te best maar twee banketbakkers wisten hem een levenlang te dienen.
Men kon Hendrik zien wandelen in zijn parken, arm in arm met de banketbakker, in diep gesprek over nieuwe producten. Een banketbakker van naam werd met goud gekocht en meermalen onderhands overgenomen.
Koningin Catharina van Zweden had een confiseur in dienst, die met haar meeging naar partijen, in het begin voor zijn werk, maar daarna als gast.
Koningin Christina van Zweden reisde na haar gedwongen troonsafstand met een andere confiseur, Grégoire. Er waren geruchten dat zij ook een intieme relatie met hem onderhield. In haar testament werd Grégoire tot Rijksbaron Grygar verheven. Zijn familie woonde tot 1893 in Stockholm en in zijn testament bleek vastgelegd, dat zijn nazaten de bakkers aldaar altijd moesten helpen en steunen. Christina had hun een enorm vermogen nagelaten en volgens de historie hebben zij vele collega’s aan een bedrijf geholpen. Eén en ander wordt althans beweerd in de gildearchieven van Stockholm.
Koekzendelingen
Het bestuur van het Duitse Hanzeverbond zond in de 17e en 18e eeuw banketbakkers uit; een soort koekzendelingen, die zich in toen minder beschaafde landen als Ierland, IJsland, de Hebriden, enz, voor rekening van de Hanze vestigden als brengers van een hogere cultuur. Zij moesten de bevolking kennis laten maken met de lekkernijen van meer beschaafde landen en zodoende de bodem leggen voor afname van Hanzeproducten. De bestuurders van deze gebieden waren ook altijd de beste klanten. Een naamlijst van deze collega’s is aanwezig in het Hanzearchief in Hamburg.
De Turken waren en zijn nog altijd grote liefhebbers van lekkernijen. Soeleiman I vereerde zijn chef-banketbakker Hakam Amed Nadir met goud en eretekenen als hij weer iets bijzonders gecreëerd had. Die goedertierenheid kon echter ook snel omslaan. Toen de banketbakker ter voorbereiding van een groots en officieel festijn een fout had gemaakt in de receptuur werd hij onverbiddelijk onthoofd en nog wel in de feestzaal voor het oog van alle gasten. Iets dergelijks zou in 1892 ook in Perzië hebben plaatsgevonden toen de chef confiseur ook een fout maakte en het loodje moest leggen. Zijn titel ‘De eeuwige Meester der zoete lekkernijen’ werd hem op hardhandige wijze ontnomen.
Lijf- en dessertchef
Het Russische Hof probeerde beroemde banketbakkers naar Moskou te trekken door fantastische gages. Iwan II (de Verschrikkelijke) was een ongelofelijke liefhebber van banket. Na zijn dagelijkse sessie rechtspraken en navolgende uitvoering van de opgelegde straffen (die meermalen door Iwan zelf werd uitgevoerd, vandaar zijn bijnaam), genoot hij in de ochtend van drank met gebak. Zijn banketbakker mocht in werkkostuum overal vrij rondlopen, zowel in paleizen als in het Kremlin. Zijn titel was ‘Chef der fijne werken’ (keuken) en hij had een hoog salaris.
De zuinige Keurvorst van Pruisen kon niet achterblijven en benoemde zijn ‘konditor’ tot zijn keurvorstelijke lijf- en dessertchef. Wat de confiseurs betreft was er in die dagen een grote jaloezie en afgunst tussen de vorstelijke hoven. Als het bericht de ronde deed, dat een banketbakker aan een ander hof een nieuwe techniek of een nieuw product had uitgevonden, werd met alle middelen geprobeerd deze chef binnen de eigen gelederen te krijgen. En met veel goud en mooie titels lukte dat vaak.
Het leven aan de hoven van de Italiaanse hertogen en vorsten bood aan een eersteklas confiseur prachtkansen maar wee degene die recepten of technieken uit eigen keuken doorverkocht.
De familie Wang Yen
Aan het Spaanse hof stonden zware straffen op pogingen om de recepten van een nieuwe Koninklijke amandeltaart aan het buitenland te verkopen. Hetzelfde gold ook voor een bijzondere vruchtentaart, in 1702 door de hofconfiseur uitgevonden. Twee hofconfiseurs in lagere rang zwichtten echter voor een aanbod van 3000 gouden ponden en de nodige titels, die Markies Raoul de Nivelles, gezant van hert Franse hof in Spanje, hen bood voor het recept. Een riskante handel want onthoofding was de straf die op dergelijk verraad stond.
Tien eeuwen voor onze jaartelling stonden de Chinezen cultureel al op een hoog peil; het waren ook grote liefhebbers van lekkernijen. De vroegste banketbakkers waren daarom zeer populair. Tijdens de Mantsjoedynastie werkten een groot aantal hofconfiseurs aan het keizerlijk hof. Er gaan verhalen dat de familie Wang Yen meer dan 20 eeuwen lang de functie van chef der tafel bekleedde voor een salaris van 140.000 Chinese dollars, inclusief de daaraan verbonden eretitels.
In Oostenrijk zijn overigens veel adellijke families afstammelingen van in de adelstand verheven banketbakkers. Dit verschijnsel deed zich ook voor in Groot – Brittannië waar banketbakkers met de titel ‘baronet’ werden geëerd. Misschien was dit vergelijkbaar met het verlenen van het recht om het woord ‘Koninklijke’ in de naam te dragen.