Kermis en jaarmarkten
Boeldagen
Verkoopdagen op het platteland stonden daar bekend als ‘boeldagen'. Deze dagen hadden veel weg van een kermis, compleet met drankmisbruik, kermiskramen en koekhakken en - slingeren.
Friesland
Op de Friese boeldagen werden traditiegetrouw tal van Friese specialiteiten verkocht en gegeten. In de eerste plaats de beroemde kruidkoek van Bolsward maar ook spekkoek (een soort honingkoek, die zijn naam dankt aan de grote moppen sukade, in de volksmond ‘spek' genoemd).
Ook de Dokkumer taai, de Franeker drabbelkoeken en de Makkumer krakelingen maar ook de Amelander plattekoeken, de Sneeker bollen en de Workumer langekoek behoorden tot de populaire boeldag- baksels.
Groningen
Zoete koek was een vast onderdeel van de oud-Groningse boeldagen. Dat blijkt onder andere uit een oud spreekwoord dat een relletje, een vechtpartij of een volksoploop ‘een boeldag zonder doemkes' noemde, oftewel een verkoopdag zonder koek.
Bekend was de bollenvrouw met haar mand vol koek, bollen en krentenbrood. Behalve koekhakken deed men er aan koek slingeren. Dit gebeurde in een weiland met behulp van lange Deventer ellekoeken. De koek werd aan één kant stevig in de vuist genomen. Door de arm horizontaal met een forse zwaai te strekken moest de koek afbreken bij de hand van de werper. Wie bij herhaling de verste afstanden kon werpen, was de winnaar.
De ‘handeinden' mocht men houden, de verliezer betaalde voor de drankjes.
Ossenmarktbroodjes
De aloude ossenmarktbroodjes - behorend bij de Veenendaalse ossenmarkt - werden in 1957 in ere hersteld. Daaraan werkten alle plaatselijke bakkers mee met als inzet de financiële ondersteuning van onder andere weduwen en wezen van gesneuvelde militairen en verminkte militairen en hun gezinnen.
Als vanouds waren de ossenmarktbroodjes weer met of zonder krenten verkrijgbaar. Zonder krenten kostten de broodjes in 1957 8 cent per stuk en met krenten 12 cent per stuk. Ze stonden ook bekend als ‘kleinroggies' en werden dagelijks op de marktdagen verkocht tot circa 1940.
De ossenmarkt werd in 1689 ingesteld als ‘Vette beestenmarkt'. Langzamerhand werd deze markt een kermis met draaimolens en wat dies meer zij.
Ten dele werd dit veroorzaakt, doordat de boerenknechts en dienstboden zich vroeger voor een vol jaar verhuurden te beginnen met de ossenmarkt. Het loon werd ineens aan het einde van het werkjaar uitbetaald, terwijl zij daarna van werkkring konden veranderen.
Kermisoproer
Er was dus een flink loon te verteren rond de kermistijd.
Op de ossenmarktkermis werd dan ook door de kooplui, kunstenmakers, enz. uitstekend verdiend. Het geld moest op en naarmate de feestvreugde toenam werd de kans op vechtpartijen groter. Messen kwamen dikwijls te voorschijn en menigeen kon in latere jaren nog littekens tonen. Al in 1893 wilde men daarom de kermis afschaffen. Hierdoor ontstond het "kermisoproer". Het verontwaardigde volk gooide de ruiten in bij de leden van de gemeenteraad, die voorstanders waren van afschaffing van de kermis. Tijdens de Eerste Wereldoorlog achtte men het kermisvieren ongepast met het oog op de zorgelijke omstandigheden en de gemeenteraad schafte de kermis tijdelijk af. Deze tijdelijke onderbreking werd echter definitief.
De ossenmarkt verdween daarmee ook; hij duurde overigens vroeger enkele weken, vanaf de twee dinsdagen eind oktober en één begin november.
Zuidlaarder Bol
De paardenmarkt in het Drentse Zuidlaren vindt elk jaar plaats op de derde dinsdag van oktober. De dag wordt gekenmerkt door een recordomzet van de Zuidlaarder bol, een groot, rond krentenbrood dat elke bezoeker als smakelijk souvenir mee naar huis neemt.
Van spoetniks tot sproetmik
Toen voor het eerst de Russische kunstmaan Spoetnik werd gelanceerd stond de bol in de volksmond bekend als ‘sproetmik' vanwege de vele krenten. Op 17 oktober 1950 werd het 750-jarig jubileum van de markt meegevierd. Zuidlaren telde in dat jaar 16 bakkers, die ieder zo'n slordige duizend bollen uit de oven haalden. Samen mèt de aanvoer op de ouderwetse linnenwagens uit Drenthe mocht de totale productie op een 20.000 stuks worden gesteld, die zo gemiddeld toch wel een rijksdaalder kostten, zodat er op één enkele marktdag minstens voor f 50.000,- louter en alleen aan bollen werd omgezet. En deze raming was nog aan de lage kant want volgens aloude traditie kon men in de week na de markt nog bollen nabestellen via nota bene de gemeentesecretaris.
Drie formaten
De folklorist Van de Ven beschreef na een bezoek aan de markt dat hij bollen had gezien in drie formaten die in 1965 van de hand gingen voor respectievelijk een daalder, twee en drie gulden.
Behalve met krenten was en is het brood gevuld met sukade en rozijnen.
Ode aan de stoet
In 1879 schreef Hora Siccama zijn ‘Ode aan de Drentse Stoeten'
O Stoeten! U min ik, U wil ik bezingen
Met 't vuur van een ouden minstreel!
Ik zong al zoo vaak van onwaardige dingen,
Nog nooit van het goede te veel.
Goed zijt gij, goed smaakt gij en veel zijn de krachten,
O stoeten! Die ik aan u dank.
O weet, dat zij kleur op de konen mij brachten!
Neen, noem dat geen ijdelen klank!
Ik kon toch onmoog'lijk mijn corpus versterken
Met zwaarspaath, met gips en met krijt!
Die Hollandsche bakkers, o gruwel! Verwerken
Toch immers dat ontuig altijd.
Gij hebt geen begrip van 't bederven der zeden,
Gij hebt van 't bedrog nooit gehoord;
Maar mij heeft dat "poespasgebak" dat zij kneden
Reeds menige nachtrust verstoord.
Of waant gij, dat Fransch brood en Grieksch brood en bollen
Nog worden verteerd door de maag?
Kadetjes en strikjes en zelfs knipperdollen
Wat meer zijn dan magenplaag?
Neen, stevige stoeten! Al zijt gij wat machtig,
U brenge men vrij voor 't gericht,
Gij paart aan de deugden hoogst zuiver en krachtig
Een stipt onbedrieglijk gewicht.
Gij zijt het wel waard, dat met eiers en krenten
Tot mikken uw deeg wordt verwerkt!
En hij, die u koopt, ontvangt BROOD voor zijn centen
En doet een ontbijt dat versterkt!
Geen landbouwersheem of men vindt er een oven
Van leem of van steenen gebouwd:
Eerst moet de boerin aan het kneden gelooven,
Dan wordt hem het bakken vertrouwd.
De baktijd verstreken, wordt d'oven ontsloten,
De dampende stoeten zijn gaar.
Nu zorgloos van 't geurige baksel genoten!
De maag loopt geen greintje gevaar.
Wie zal er nog dubbeltjesbrood verkiezen?
Wie snakken naar gif in zijn bloed?
Of wil men maar liever zijn krachten verliezen,
Dan doen als de Drenthenaar doet?
De zonen van Drenthe en der nabuurgewesten,
Die stellen nog prijs op hun maag;
Maar omgekeerd hand'len hun broeders ten Westen,
Die lusten het knoeisel te graag.
Zij kunnen die heillooze moeiten wel sparen,
Ze apen die kunsten niet na,
Het geld voor zoo'n oven is zachts te bewaren,
Dat komt hun wel beter te sta.
Zij vragen naar 't wichtigste brood bij hun bakker
En knijpen er eerst ereis in;
Geloof maar, zij zijn bij het koopen wel wakker,
Zij krijgen juist brood naar hun zin.
O stoeten! U min ik, u wijd ik mijn zangen,
Voor u breek ik gaarne een lans,
U wijd ik mijn krachten, het vleesch in mijn wangen,
U vlecht ik van 't zomer een krans!
Een krans zal 't wezen, geplukt op de velden,
Van tremskes en klaprozen saam,
O stoeten! ‘k zal eeuwig uw deugden vermelden
Op U werp ik nimmer een blaam!
Toonkoeken en Taaikoeien
In West- Friesland viel de koemarkt elk jaar op 10 en 11 november.
Na het doen van alle benodigde inkopen nam men meestal een taaikoe mee naar huis voor de kinderen. Deze taaikoe was er in 3 maten.
De bakkers in Goes stalden in hun etalages eveneens toonkoeken uit, smeuïge, glanzend bruine koebeesten die met opgespoten suiker namen droegen waarmee de koeien werden geroepen.
Totelokken
Tot de Eerste Wereldoorlog werden er ook toonkoeken zijn gebakken die uitliepen in twee punten, vergelijkbaar met de duivekaters. In Vlaanderen werden deze uiteinden ‘totelokken' genoemd. Deze koeken waren ideaal om een liefdesspel mee te spelen.
Vrijer en vrijster namen ieder het uiteinde van een koek, dus een toot, in de mond en dan gold het parool: happen, hap je niet, zo krijg je niet! Al happend kwamen de monden steeds dichter bij elkaar en ten slotte werd een ferme omhelzing bekrachtigd met een kus.
Hoornse koektaai
Waren de toonkoeken een zoet verschijnsel op de 4 in november in Goes gehouden toondagen, de Hoornse koektaai was dat voor de najaarsveemarkten op de tweede dinsdag en woensdag van november.
De bakker maakte ze met behulp van oude koekvormen.
Geen West - Friese veehouder zou het wagen zonder koektaai van de najaarsmarkt thuis te komen. Het was geen zeldzaamheid als een boer met 10 kg. aan koeken huiswaarts keerde.
Ook bij de Friese en Overijsselse veekopers die de markt bezoeken, was de taai gewild. ‘Er waren er gisteren bij', zo schreef het Dagblad van West-Friesland van 1 november 1960, ‘die met veertig taaikoeken naar huis gingen.'
De bakkers begonnen met het bakken van taaikoeien al in de eerste dagen van augustus.
Taai is lang houdbaar en werd in de maanden voorafgaand aan de najaarsmarkt op zolder opgeslagen in kisten met blikbeslag.
In een exemplaar van Bakkerswereld uit 1997 werd nog uitgebreid op dit gebeuren ingegaan en bleek dat er weinig is veranderd aan het bakken van taaikoeien door de eeuwen heen. Bakkerij Smit uit Hoorn bakte dat jaar maar liefst 2600 koeien. Hij begon met de productie hiervan eind september en had hiervoor 1300 kilo deeg nodig.
'Elke woensdag waren we de hele dag bezig om taaikoeien te bakken. De laatste dagen hebben we elke dag gebakken. 's Ochtends maakten we de koeien en 's middags gingen ze 25 minuten de oven in', vertelde Richard Kuyper van bakkerij Smit.
Sint Jansmoppen
Sint Jansmoppen werden bij duizenden stuks gegeten tijdens de jaarlijkse Sint Jansmarkt in 's Hertogenbosch.
De Bossche mop was een krokant, vierkant honingproduct. Ze werden als grote koeken gebakken en daarna voor de verkoop in reepjes gesneden.
Spinweggen
In Merum kende men de spinweg, die uitsluitend ter gelegenheid van de herfstmarkt of de spinmarkt werd gebakken. Járen nadat de eens beroemde Merummer markt was verdwenen verschenen deze gelegenheidsbroden nog in de etalages van de Roermondse bakkers als een soort gelegenheidsbrood, passend bij de overgang van de herfst naar de winter.
Spinweggen waren langwerpige gladde broodjes, die op de avond van de dag, waarop weer voor het eerst bij kunstlicht gewerkt werd, op tafel kwamen. In Roermond verschenen ze bij het ontbijt.
De bakker die deze delicatesse voor het eerst bij het ‘spintlicht' had gebakken, blies daarbij niet op de bakkershoorn maar op een lampenglas om te laten weten dat de broodjes gaar waren.
Sommige folkloristen brengen deze naam in verband met het oude spintlicht, een soort dunne, gedraaide kaars die vroeger werd gebruikt in de katholieke kerk. Anderen zoeken verband met het bewaren van de spinweggen in de broodspinde.
Ook zou er mogelijk verband zijn met het offerbrood voor de godin Freya, die als Spin Ann nog lang voortleefde in de herinnering van veel mensen in de omgeving van het Groningse Wedde.
Nog bestaat er een zogenaamde Spinbarg waar de gevreesde Spin Ann het haar spon van de kinderen die zij bij het bloemen plukken in het korenveld had gelokt. Deze boze korengeest stond in de Achterhoek bekend als het ‘olde wief' en droeg in het Groninger gebied de gemoedelijke naam van ‘roggemouer' (roggemoer of roggemoeder).
Zij leefde bovendien voort als afbeelding op tal van koekplanken als de aan het spinnewiel zittende godin Freya.
Kontekloppers
De kontekloppers werden onder andere gebakken ter gelegenheid van de vermaarde
Paardenmarkt in Beusichem. Zo bakte bijvoorbeeld bakker Bulten grote hoeveelheden van deze langwerpige tarwebroodjes, gevuld met rozijnen.
In 1994 blies de Tielse bakker Schroot de Tielse Konteklopper nieuw leven in en maakte van het oorspronkelijke broodje een banketproduct dat lijkt op Arnhemse meisjes. De naam zou ontstaan zijn op de veemarkt. Als de veehandelaren van de lokale lekkernij hadden gesmuld veegden ze hun kleverige handen af aan de achterkant van hun broek.
Oliekoeken uit Bolsward
In Bolsward speelde de oliebol als feestgebak op Bolletongersdei (de eerste marktdag in november) een grote rol.
De oliebol of oliekoek kende hier een dermate grote faam dat de inwoners van Bolsward er de bijnaam Boalserter oaljekoeken aan te danken hebben.
De oorsprong van de oliekoeken zoeken historici in de oliekoekenmaaltijd die vroeger de hoofdman van Bolsward, Edo Jongema, aan enkele gezanten moet hebben aangeboden. De folklorist / historicus Waling Dijkstra dacht eerder aan oliekoeken voor het vee dan voor de mensen. Hij verwees naar de raapoliemolen waar ze vroeger geproduceerd werden. Dijkstra was van mening dat de naam daarna in overdrachtelijke zin ook op de inwoners is overgebracht.
Het Bolswarder oliekoekenthema vinden we ook terug in het volksverhaal van de houtsnijder die zijn ziel voor een paar ontwerpen aan de duivel had verkocht. Zijn vrouw redde hem echter door beurtelings oliekoeken van gewoon en van cementbeslag aan de duivel te voeren. Deze had zich vermomd in de gedaante van een monster om de gekochte ziel te komen halen. De cementoliekoeken deden hun dienst en metselden de maag van satan toe zodat hij stierf, waardoor de ziel van de houtsnijder gered werd.
Historie of sage? De volksspot heeft het motief door de eeuwen aanvaard en als er schaatsenrijders van andere plaatsen over het ijs van de Bolswarder grachten zwierden, staken ze uitdagend een paar druipend vette oliebollen op de punt van hun schaatsen. Dit leidde regelmatig tot stevige vechtpartijen met de inwoners van Bolsward die deze belediging niet op zich lieten zitten.
Diversen
In Wageningen werden voor de jaarlijkse veemarkt ‘boekendebroden' gebakken; ze werden per blokje verkocht voor slechts één cent.
In Hilversum bakte men tijdens de koemarkt bollen en in Oldenzaal paardenbollen ter gelegenheid van de paardenmarkt.
De aeremstokjes (broodruitertjes op broodvogeltje) werden in Haamstede gebakken voor de koemarkt op de laatste dinsdag van oktober.
De mussen (broodvogeltjes in hoepeltjes rondgedragen) werden in Zaltbommel gegeten op Vrijdag na Vastenavond, de dag waarop vroeger de paardenmarkt werd gehouden.