Ovens en bakhuizen
Er is vrijwel geen boerengezin dat nog zelf brood bakt maar vroeger was dit de normale gang van zaken. Bij veel boerderijen stond een bakoven. De oven van een grote boerderij was vaak ondergebracht in een apart bakhuis, bij kleine boerderijen stond de oven meestal in de openlucht. De ovens stonden op enige afstand van de boerderijen om brandgevaar tegen te gaan.
De openluchtovens bestonden uit een gemetseld voorgeveltje met daarachter een koepelvormige oven en een platte, stenen vloer. De ovenmond kon worden afgesloten met een deurtje van hout of metaal. Over de koepelvormige oven was een laag leem aangebracht met daarop weer een laag plaggen. De leem was bedoeld om de oven te beschermen. De plaggen beschermden op hun beurt de leem tegen weersinvloeden. Soms werd boven deze eenvoudige bakovens een beschermende kap gemaakt, een soort dak bestaande uit een pannendak op een houten skelet. De bakovens bij de grotere boerderijen stonden vaak in een bakhuis. Daar was de oven tegen de achterwand aangebouwd of er zelfs in opgenomen. Bij een aangebouwde oven was de werkruimte tegen de voorgevel van de oven aangebouwd. De oven stond dan in feite buiten het bakhuis, onder een dakje. Er bestonden flink grote bakhuizen, In het Limburgse Horst vindern we zelfs een bakhuis van 8 bij 4 1/2 meter op het terrein van boerderij Hagens Plâts. Behalve de oven bevonden zich in dit pand een gewelfde kelder en daar bovenop een kamer voor de knechten en een zolder. Ook de bakhuizen in Zeeland hadden vaak een behoorlijke omvang, vanaf de 19e eeuw werden ze ook als zomerhuis gebruikt.
Net als de ouderwetse houtovens in bakkerijen werden deze bakovens vroeger gestookt met takkenbossen, gedroogde plaggen of turf. Zodra de stenen vloer voldoende op temperatuur was gekomen werden het vuur en de restanten houtskool verwijderd. Vervolgens werd de vloer schoongedweild met een natte dweil en werden de deegstukken in de oven 'geschoten'.
2 maart 2017 | 22:38
3 maart 2017 | 20:25