Oogstgebruiken
De Oogstkrans
Wat van het oogstfeest te zeggen dan dat het geleid wordt door de mooiste jongen van het dorp!
Hij is puur antiek, trots aan een stok torst hij een kunstig gevlochten kroon van korenaren en veldbloemen.
Hij draagt een feestkleed, een helm van blauwzwart haar valt tot in zijn tokayer ogen,
onder borduursel schuurt zijn bruine bovenlijf en nauw houdt hij zijn voeten in bedwang.
Na hem, blootsvoets, een stoet landmeisjes en kinderen, stoffige bacchanten;
ze binden de landheer lachend met banden gevlochten van stro, hij betaalt de losprijs:
een vat vurige wijn.
In dit land heeft alles een gekke draai, dus ook nu. Straks mag ieder die trotse hiëratische efebe als hij de oogstkrans aan de landheer aanreikt kletsnat spuiten. Een vorm van courtoisie.
Hans Warren
Schoof aan schoof
Welvaart en welzijn
De Heiland is geboren!
Tarwe en erwten gedijen
en de hemel vult
schuur en bergplaats.
Op het veld
schoof aan schoof,
schelf aan schelf.
In het midden de Heer
zoals de maan tussen de sterren .
Naar de schuur komt wagen na wagen
zoals bijen rond een bijenkorf.
Pools kerstlied
Stijn Streuvels: 'De Oogst'
Ik den eersten! zei Boeie, en zijn pik velde een armvol koomstalen. Dat was het grijpteken, elkeen sloeg een kruis voor 't goed begin, spuwde in de handen en daar ging den veeldubbelen slag van de pikke en 't ruisen van 't koom dat viel. De mannen stonden
wijd bedeeld in lange rei zodat ze schaars elkander zien konden , elkeen gebogen over zijn werk en lijvelijk slaan , gezapig voort. De dag klom al over hunnen rug zonder dat ze opkeken of verademden. Stilaan kwam de zon die de uchtend nersheid kwam opzuipen
en welhaast begon de hitte op hun lijf te wegen. Met 't uitbersten van 't zweet, voelden de pikkers eerst hun volle macht aankomen ; zij schoorden de benen , hielden het hoofd recht boven't geknakte lijf en nu kon het zweetwater vrij van hen afstromen , geen hittekrachten konden hen deren.
Zij zwaaiden de armen door sterke drijfkracht bewogen; de linker haakte het koom vliedend terwijl de rechter lijvelijk de pik omhoog bliksemde en met een korten ronk neer, zodat heel de haakgreep afgesikkeld op den grond ruiste. Zij geleken aan beesten
lijk ze daar stonden, op vier poten aan 't wroetelen in hun vrije , driftige doening,
aangezet en overgoten door het teisterende hittelicht van de zon, altijd vooruit kruipen en slaan, een baarlijk slaan zonder uit of einde tot de pikke bot stond . Dan gingen zij aan 't kloppen met den hamer en klabetterden met den wetsteen over 't staal om met
nieuwe snede te herbeginnen.