Sint Pieter (22 februari)
De sage van Sint Pieter en de pannenkoek
De midwinterperiode en Sint Pieter was - vooral in Vlaanderen - de tijd van pannenkoeken. In het boek van J.F. Nannings staat hierover een oude sage opgetekend, die als volgt luidt:
‘Ons Heer en Sint Pieter waren eens uitgegaan op wandel. Ze hadden al lang gegaan en ze kregen honger. Ze kwamen in een dorp en ze geroken, dat ze daar in een huis bezig waren met koeken bakken.
Ga' nen keer zien, of daar niets ten beste is voor ons, zei Ons Heer tegen Sint Pieter. En Sint Pieter ging binnen, terwijl Ons Heer buiten bleef staan. ‘Zet U', zei de vrouw tegen Sint Pieter, ‘en eet ‘nen koek mee'.
Sint Pieter liet het hem geen tweemaal zeggen. ‘De eene koek na de andere werd binnengespeeld.
Als hij goed zijn goesting geëten had, zei hij aan het vrouwken:
‘Vrouwken zou ik geen koek mogen meenemen voor mijn gezel, die buiten te wachten
staat?'
‘Wel zeker goede man', zei het vrouwken en ze gaf hem ‘nen dikken, warmen koek.
‘Merci", zei Sint Pieter, ‘Ons Heer zal het U loonen.'
Maar Sint Pieter was nauwelijks buiten, of, zonder dat iemand het zag, stak hij der warmen pannekoek onder zijn klak, op zijnen kop. Met het onnoozelste en droevigste gezicht van de wereld kwam hij bij Ons Heer.
‘Hewel', zei ons Heer, ‘goed gevaren?'
‘Slecht volk', zei Sint Pieter, ‘zij zijn te gierig en te beestig, om aan 'nen armen mensch iets te geven.'
‘Ha', zei Ons Heer. Maar Hij wist wel wat er van de knoopen was, En toen begon Ons Heer te stappen, te stappen ...... dat Sint Pieter hem bijna niet meer kon volgen. Hij begon te zweeten, dat het verschrikkelijk was. Het zweet en ook de vetdruppels van de koeken druppelden zijn voorhoofd en zijn kaken af.
‘Wat hebt ge?' vroeg Ons Heer.
‘Niets Meester. Enkel, dat het zoo verschrikkelijk warm is.
‘Ik zie het', zei Ons Heer, ‘Want me dunkt, dat ge begint te smelten.' En Ons Heer lachte in Zijnen baard.
Op het einde kon Sint Pieter het niet meer uithouden. Hij viel op zijn knieën en vroeg vergiffenis .
‘Neem Uw klak maar af', zei Ons Heer. Sint Pieter verging van schaamte. Hij deed zijn klak af, en zie, op de plaats, waar de pannekoek gelegen had, stond er geen pijltje haar meer, voor zijn straf. En het is zoo, dat Sint Pieter aan 'nen kalen kop kwam.'