Kerst
Thomasluiden en ander lawaai
Al weken van tevoren kondigde vroeger het lawaai van toeterende horens en luidende klokken het naderende Kerstfeest aan. De boze geesten, die in de midwintertijd op aarde rondzwierven, moesten hiermee op een afstand worden gehouden. Deze kwade geesten zouden in het nieuwe groeiseizoen schade berokkenen aan de akkers en het vee, zo geloofde men.
"De doden leupen d'r weer" zei men in 1942 nog in Twente. Maar men ging niet zo ver als de Zweedse boeren, die spijs en drank voor deze doden neerzetten. Menig kerkklok droeg van oorsprong het opschrift: "Daemones fugito" (ik verjaag de duivelen).
Het blazen van de midwinterhoorn hoorde eveneens in deze traditie thuis vroeger. Het liefst werd er geblazen boven de waterput want dan galmde het geluid zo lekker door.
In de regio van Borne, Denekamp en Markelo werden de drie verschillende klokken, te weten de kerstklok, de doodsklok en de brandklok, gezamenlijk geluid. Dit ontaardde soms in een woest lawaai, reden waarom het gebruik werd afgeschaft.
Duvelsjoagen
Zo ging het ook met het Thomasluiden: het "duvelsjoagen" in Groningen en "plus liede"(zuiver luiden) in de zuidoosthoek van Friesland. Van Sint Thomas (21 december) af tot Nieuwjaar toe plachten de dorpelingen dag en nacht onafgebroken de klokken te luiden. Ploegen van "klokstjûrders", opgeschoten jongens en mannen, wisselden elkaar zwijgend af, ieder stond erop "zijn beurt af te luiden".
Met ontbloot hoofd werd de kunst beoefend, door de een met meer geluk dan door de ander. Het is te begrijpen, dat dit aanhoudende gelui een plaag was voor de omwonenden. Ook ontaardde de gewijde handeling door drankmisbruik en woeste dansen om de klokkenstoel, want ook de meisjes kwamen erbij. Het verwante klokluiden in Schildwolde en Siddeburen, in Nieuwjaarsnacht, geschiedde bij de gratie van het "kloksmeer" - opgehaald geld, waarvoor jenever gekocht werd.
Het duiveljagen werd op een gegeven moment verboden van overheidswege maar ging desalniettemin door. Het eind van het lied was, dat de burgemeester de touwen, de klepel en uiteindelijk de klokken liet wegnemen en tenslotte zelfs het klokkenhuis liet afbreken.
In Oudehorne gaf de burgemeester na het Sint Thomasoproer van 1892 de klok weer teruggegeven, "omdat hier valt te rekenen met een algemeen dorpsgevoelen".
Tot in de jaren '60 van de vorige eeuw was het Sint Thomasluiden in gebruik. Er werd zelfs jaarlijks een luidwedstrijd voor de jeugd georganiseerd met een zilveren klokje als wisselprijs in Oudehorne.
Rust voor koffiemolen en spinnenwiel
Ook in Drenthe werden ‘die doagen' ingeluid en was het plicht om te stoppen met alle werkzaamheden. Zo streng werd dit principe doorgevoerd, dat niet alleen het spinnewiel werd stopgezet, maar ook de garenkroon en de haspel. Ja, zelfs de koffiemolen had zijn welverdiende kerstrust en men zorgde, dat alle aardappelen waren geschild en de breikous af was.
Thomasezel
Omdat de 21e december toch al zo kort is, werd het als een schande beschouwd die dag lang te slapen. In sommige streken werd het kind, dat op Sint Thomas het laatst op school kwam, uitgescholden voor "Thomas-ezel" . Dit gebruik kan in verband worden gebracht met het verhaal dat de discipel Thomas te laat in het gezelschap van zijn medediscipelen verscheen.
In Vlaanderen - waar Sint Thomasdag ook Sluiterkensdag of Buitensluit werd genoemd - kende men het zogenaamd ‘Thomassen'. Dit hield in dat ouders of docenten door de kinderen buitenshuis of buiten de school werden gesloten. De volwassenen konden dit afkopen met een traktatie.