Pinksteren
Bedevaartsmastellen
De Pinksterdagen zijn voor de boeren en de overige inwoners van Vlaanderen de
uitverkoren dagen voor bedevaarten. In het bedevaartsoord laten zij het meegebrachte
brood wijden, dat daardoor een geneeskrachtige werking krijgt.
Veelal bestaat dit brood uit drie mastellen, waarvan één in de kerk wordt achtergelaten. Men hoopte hierdoor de ziekte van zich af te leggen. Van de andere mastellen kookte men thuis pap.
Vlaamse processie na Pinksteren
De aloude processie van Hozémont werd gehouden op de eerste zondag na Pinksteren. De deelnemers kwamen beladen met brood bij het verzamelpunt aan of leidden paarden en ezels, die het brood droegen.
Ieder huisgezin van Hozémont was namelijk verplicht op deze dag 1 brood aan het kapittel aan te bieden.
De stoet werd begeleid door de Maag van Hozémont, die tijdens de Pinksterdienst door de pastoor was aangewezen. Voorop liepen muzikanten en kruis- en vaandeldragers.
In optocht liep men naar de toegang tot de stad, de Steenderpoort, waar men werd opgewacht door kanunniken. De jongste onder hen moest de Maagd verwelkomen met een vredeskus.
Als beloning ontving hij een blauwe band die hij tijdens de plechtigheid moest dragen.
Daarna ging men naar de Onze Lieve Vrouwe Kerk waar de brooduitdeling plaats vond. Dit gebruik werd al in 1680 beschreven.