Oud en Nieuw
Dukatenkakker
De dukatenkakker was niet alleen in Nederland maar ook in Duitsland en Frankrijk eeuwenlang een favoriet product voor de viering van huwelijken en Oud en Nieuw. Het betrof een hurkende figuur die dukaten of munten poepte. Door dit brood als geschenk te geven, wenste men de ontvanger financiële voorspoed en geluk. Er wordt beweerd dat dit broodfiguur uit het begin van de 18e eeuw zou dateren en zijn bestaan te danken heeft aan de windhandel. Er zijn echter oudere dukatenkakkers bekend, zowel uit de Duitse marsepeinfabricage in Dresden als uit de Franse chocoladebranche. In Frankrijk heet de dukatenkakker ‘Mal propre’.
De dukatenkakker was niet alleen in Nederland maar ook in Duitsland en Frankrijk eeuwenlang een favoriet als huwelijks - en Nieuwjaarskoek cq - brood.
Limburgse stevensmannen
Wat de stoetkereltjes voor Groningen waren, zijn de stevensmannen en de nieuwjaarsmannen onder hun verschillende benamingen voor Midden- en Zuid- Limburg. Ze werden rond Oud en Nieuw gebakken ter ere van Sint Stephen wiens naamdag op 26 december valt. Stevensmannen zijn broodfiguren van witbrood, in de vorm van een man. Hij kreeg een wit pijpje van klei mee en een groen twijgje onder zijn arm. Ze worden ook buikmannen, ziepesjprengerts of stevensmannen genoemd en zijn veel corpulenter dan de wat magere Groningse stoetkereltjes. Op de borst dragen ze vaak een kruis en soms zijn ze versierd met blauw en rood papier of zijden linten. De stevensman behoorde tot de Limburgse ‘mennekes’, een verzamelnaam voor al het folkloristische wintergebak. Daartoe behoorden ook varkentjes van taaitaai, een molentje, een schip, een wieg met een wikkelkind of een Sinterklaasvrijer.
Ollewieven
Typisch Groningse Nieuwjaarskoekjes waren de zogeheten ‘ollewieven’. De volkskundige Catharina van der Graft dacht dat deze koekjes van oorsprong een menselijke vorm hadden als herinnering aan het vrouwenoffer in de tijd van de Germanen. De koekjes werden gebakken van roggemeel, stroop en anijs.
Roermonds wikkelkind
De vorm van het wikkelkind (ook wel bakerkindje genoemd) als banketproduct stamt uit de tijd van de oude Grieken en Romeinen. Men was in die tijd gewoon om pasgeborenen in doeken te wikkelen om ze te beschermen tegen geesten en te voorkomen dat hun ledematen zouden kromgroeien. De bakkers haakten hierop in door met de hand wikkelkindjes van brood te bakken als geboortegeschenk. Naderhand werden fraaie vormen van steen of metaal ontworpen waarin een banketproduct werd gebakken, gemaakt van eierbeslag met krenten en hier en daar marsepein.
In Roermond was het tot de Tweede Wereldoorlog traditie bij de geboorte van een kind of met Nieuwjaar aan vrienden en kennissen een wikkelkindje te geven. Het wikkelen diende in ons land om het kind te beschermen tegen tocht tijdens de weg naar de kerk, waar het kind gedoopt zou worden. Het Roermondse wikkelkindbrood was bedekt met suiker. Men kan in het wikkelkind het Nieuwe Jaar gesymboliseerd zien: het jaar dat nog in doeken gewikkeld is en nog onbekende ervaringen en gebeurtenissen met zich mee zal brengen.