Allerzielen (2 november)
Scandinavië
In de Scandinavische landen werden grote hoeveelheden broodjes en koekjes gebakken die in de midwintertijd en op Allerzielendag een rol speelden.
De zieltjes werden op joelbroden vergast in het huis, waar het cultusbrood met brandende kaarsjes was uitgestald. Want het was een traditie, dat heel het gezin zich daar verzamelde en de namen opnoemde van alle doden: voorvaderen, ouders, verwanten, kinderen, van iedereen, die tot de familie behoorde.
‘Allesjoers Lördag' (Allerzielenbaddag) werd behalve in Scandinavië ook in Estland gevierd. In Beieren waren de gestichte zielenbaden tot 1791 nog in gebruik.
Ook in Italië, Spanje en Frankrijk kende men dergelijke zielenmaaltijden, waarbij de doden werden gespijzigd met allerlei offerbroden, die soms een merkwaardige vorm hadden.
Tot de meest uitzonderlijke Allerzielenbroodjes behoorden de Tiroler Allerzielenkip en -haas.
De kip was een vrouwelijke en de haas een mannelijke uit het vagevuur gekomen ziel.
Zieltjesmeel
Ook in Tirol, Beieren en Zwaben werd de zieltjesbroodcultus hoog gehouden. Men kende er bijvoorbeeld zieltjesmeel, één van de drie offerspijzen voor de zielen: eieren, zout en meel. Dat zielenmeel vinden we terug in het oude Rome en in Egypte.
In Duitsland kende men als Allerzielenspijs de Hissebrei, in Frankrijk en België de gerstepap.
Papenmuts
De Allerzielenbroden, die uit de Allerzielenbrei of Allerzielenpap ontstonden, werden volgens oud gebruik zodanig gebakken, dat ze gemakkelijk konden worden verdeeld. Het indrukken van een kruis leidde vanzelf tot het in vieren delen van het brood.
Een karakteristiek voorbeeld daarvan is het zogenaamde reformatiebrood dat na de hervorming het katholieke Allerzielenbrood verving. Door zijn eigenaardige vorm, herinnerend aan het priesterlijke hoofddeksel, stond het ook bekend als ‘papenmuts' of als ‘papekapje'.
We zien hierin een representant van het deelbrood, dat ook in vroeger eeuwen veel in ons land werd gebakken. Het Noord-Hollandse schootje herinnert hier nog aan.
Deelbrood
Bijzonder karakteristiek is in dit opzicht het Allerzieltje van Buchen, dat verdeeld kan worden onder een zestal mensen.
Het Allerzielenbrood van Passau was bestemd voor twee giften, het Allerseelenlaibl voor drie terwijl het Berchtesgadener zieltjesbrood in vieren aaneen werd gebakken. Met zijn knokkels kwam dit laatste brood overeen met onze Hollandse duivekater en de Brabantse Nieuwjaartjes.
We zien in die langgerekte offerbroodjes weergaven van doodsbeentjes, zoals die ook bewaard bleven in de vorm van de Totenbeinl van het Westerwald en onze krakelingen.
Ook de Prager zieltjesbroodjes en het Zweedse Sint Luciabrood lijken hier qua vorm op.
Soms werden er in het Allerzielenbrood stempels gedrukt van vlechtwerk, terwijl het deeg gestrengeld werd in de bekende haarvlechtvorm.
Broden van 3 soorten meel
Rond 1930 kon men in de afgelegen grensgebieden van Karinthië, Neder-Stiermarken en Joegoslavië rond Kerst en op Allerzielen het gebruik waarnemen waarbij men drie broden op de feestelijk gedekte en met een kaars verlichte tafel zette. Deze broden waren bestemd voor de zielen die in de heilige nachten tussen Kerstmis en Driekoningen naar de boerderijen zouden komen om zich aan de daar uitgestalde spijzen te goed te doen. Soms bakte men de drie broden van verschillende soorten meel. Rondom de broden werden de bijbehorende graankorrels gestrooid en de volgende morgen probeerde men uit de ligging van de korrels op te maken hoe de nieuwe oogst zou uitvallen.
Tot de Tweede Wereldoorlog werden vooral in Zuid-Duitsland en Oostenrijk met Allerzielen aan rondtrekkende kinderen en armen (de Armen-Seelen-Geher) kleine broodjes uitgedeeld.
Pan de muerto
Een vrolijke bedoening is het in Mexico op Allerzielen. De familie trekt naar het kerkhof met eten en drinken, om ‘de zielen te voeden.' Omdat de zielen niet aanwezig zijn eet men de lekkernijen uiteindelijk zelf op.
Pan de muerto is een wittebrood van luxe deeg (boter, ei, suiker) met als extra sinaasappelrasp, sinaasappellikeur en een aftreksel van anijs. De bovenkant van het brood wordt gedecoreerd met stukjes deeg in de vorm van botten en tranen. Daar wordt halverwege het bakken nog gekleurde suiker overheen gestrooid.
Broodkruimels in het vuur
In Duitsland was het de gewoonte de overgeschoten broodkruimels van de hele week op zaterdagavond in het vuur te werpen ten gunste van de smartenlijdende zielen. Houthakkers deponeerden hun broodresten op de gevelde boomstammen, terwijl de huismoeders kleine broodjes bakten van het in de trog achtergebleven deeg, welke bakproducten aan bedelaars werden gegeven. Dezen zouden dan van hun kant bidden voor de in het vagevuur gefolterde zielen. In Zwaben was het de gewoonte de grafkruisen met broodringen te omhangen, terwijl in Tirol de resterende spijzen tussen brandende kaarsen werden gezet.
In de loop der jaren werd het dodenbrood vervangen door een gift aan armen en zieken of men verstopte een geldstuk in brood, dat aan zulke personen gegeven werd.
Müllwecken, uitgeholde broodjes, werden ze wel genoemd.
In Italië vonden de kinderen in hun schoenen suikerwerk in geraamte- en beendervormen.
Ook de peter en meter schonken hun peetkinderen vlechtbroden, krakelingen of beendergebakken, waarin soms een geldstuk zat verborgen.