Streekproducten
Zeeuwse bolus
De bolus, bestaande uit een luxe deeg met suiker en kaneel, werd in Zeeland gegeten tijdens het bruiloftsmaal. De bolus uit Zeeland wordt ook wel jikkemien genoemd en bestaat uit deegstukjes die in basterdsuiker met kaneel zijn gerold.
Zeeuwse peperbollen
In Zeeland werden en worden in plaats van de bekende pepernoten peperbollen gebakken. Deze sterk met anijs gekruide kleine bolletjes worden vooral met Sinterklaas als een ware delicatesse gezien. De peperbollen werden per gewichtseenheid uit grote bussen over de toonbank verkocht. Vooral op het platteland, bv. in het plaatsje Ellemeet (omgeving Renesse) waar, door de grote uitgestrektheid van het gebied weinig Sinterklazen en Zwarte Pieten hun rondgang konden doen, trokken de kwajongens erop uit, belden aan bij de boerderijen en strooiden de peperbollen rond. Soms gebeurde dit zo uitbundig dat er diverse olielampen sneuvelden. De boerin,´hels’ geworden, greep de mattenklopper en rende de jongens achterna, wat natuurlijk ook de bedoeling was. Door het gebrek aan Pieten zette men ook vaak de deur op een kier, waarna de familie alleen maar een zwarte hand naar binnen zag komen, die de peperbollen strooide.
Zeeuwse boterbabbelaars
Iedere streek, dorp of stad kent zijn eigen lekkernijen. DE Zeeuwse specialiteit – naast de stroperige bolussen – is de boterbabbelaar, één van de voorlopers van onze tegenwoordige toffee en lolly.
Als de Zeeuwse akkers weer tonnen aan suikerbieten hadden opgeleverd kon er heel wat zoets geproduceerd worden in keuken en bakkerij. Zeeuwen zijn namelijk niet alleen spreekwoordelijk ‘zunig’ maar ook grote zoetekauwen.
Wie de Zeeuwse eilanden bezocht kwam dan ook zelden thuis zònder blikje echte, Zeeuwse boterbabbelaars. De babbelaars of súkerspekken werden vroeger zowel door de huisvrouw als fabrieksmatig geproduceerd. De firma Diesch in Middelburg produceert ze als één van de weinige firma’s nog steeds op grote schaal maar verder zien we de productie vooral terug op braderieën en jaarmarkten. Vanaf ca. 1920 bracht Diesch de vermaarde blikken trommeltjes op de markt met afbeeldingen van Zeeuwen in klederdracht. Deze blikken verpakkingen zijn nu ware collectors items.
Kokkienen
De babbelaar was vroeger een van de weinige lekkernijen bij de thee. Als er niets lekker voor de gasten was kon men vaak horen: ‘K Zâ’ es gauw ’n bitje-babblérs-bakke”.
Er werd dan snel een steelpannetje gepakt en hierin werd suiker met een scheut water gedeponeerd.
Zodra de suikerstroop aan de kook was, een vingerhoed azijn erbij, inkoken tot de gewenste dikte, een “klontsje boerebeuter” erbij en dan werd de kokende suikerstroop op het aanrecht gegoten. Na wat afgekoeld te zijn, pakte men de nog hete, vrij dikke suikerstroop op en dan maar trekken tot de strengen zijdeglans kregen. Snel op het aanrecht in zoveel mogelijk gelijke stukjes snijden en klaar waren de ‘babblérs’. Soms werden smaakstoffen zoals cacao, kaneel en fijn gebroken pinda’s toegevoegd. In het Zeeuwse Nieuw- en Sint Joosland stonden de boterbabbelaars bekend als ‘kokkienen’ maar dan waren ze wel drie tot vier keer zo groot als een gewone babbelaar.
Moeder Babelute
De Vlaamse variant van de babbelaars zijn de babeluten of muilestoppers. De naam gaf het al aan: zodra men zo’n zoete brok in de mond had, viel er weinig meer te zeggen en ‘was de babbel uut’.
Het was Rosalie Desmedt die in 1850 in het kustplaatsje Heist begon met de productie en verkoop van een lekkernij uit haar jeugd. Ze verpakte de snoepjes in simpele boterpapiertjes en verkocht ze aan de kinderen van Engelse en Franse toeristen. Een instant- hit! Het waren de kinderen die haar de bijnaam ‘Moeder Babelute’of ‘Mère Babelute’ gaven.
Stoere zeevaarders kochten de babelutten omdat die hen tijdens hun zeereizen veel energie verschaften.
Van het verdiende marktgeld opende Rosalie haar eerste, eigen winkeltje. Zo werd de eerste snoepwinkel van Moeder Babelutte een feit. Het eten van Babelutten is nog steeds een absolute traditie aan de Belgische kust. Tot op de dag van vandaag vind je nog steeds vissers op de kade met een zak babelutten naast zich, een overgeleverde gewoonte van vader op zoon.