Huwelijk
Excessieve huwelijksmaaltijden
Het vieren van een feestje zat de Nederlanders vroeger flink in het bloed. Niet alleen huwelijksfeesten maar ook geboortemaaltijden of begrafenismalen liepen vaak danig uit de hand, zowel qua hoeveelheden eten en drank maar ook qua kosten. De overheid zag zich in veel gevallen landelijk en regionaal genoodzaakt deze excessieven tegen te gaan door middel van verordeningen en zogenoemde ‘weeldewetten'.
De in 1655 in Amsterdam uitgevaardigde wet tegen excessieve uitgaven bij huwelijksfeesten ging in na het uitbreken van een pestepidemie en het inzakken van de handel als gevolg van de nederlagen en blokkades in de oorlog tegen Engeland.
Het was burgemeester Tulp die de weeldewetten uitvaardigde om 'het geven van overcostelijcke bruyloftsfeesten en 't verspillen van excessive sommen op de particuliere maeltijden' een halt toe te roepen.
De boetes, die meestal de liefdadigheid ten goede kwamen, werden grif betaald, soms zelfs bij voorbaat. Volgens de heersende opvattingen verplichtte rijkdom immers tot liefdadigheid.
Volgens een plakkaat van 30 september 1613 werd het aantal bruiloftsgasten voor Brabant beperkt tot 32. Voor Vlaanderen werd dit aantal in 1611 op 40 gesteld. In een keur van 29 januari 1655 van Amsterdam gold een verbod om - naast het bruidspaar en hun huisgezinnen - meer dan 50 gasten op een bruiloft uit te nodigen ‘op een poene (boete) voor ieder persoon tien gulden te verbeuren'.
De verordeningen beperkten ook de duur van de bruiloft en het aantal maaltijden en gerechten dat mocht worden aangericht en opgediend. Ze betroffen de muziek en zelfs de geschenken.
Pas in de tweede helft van de 18e eeuw werd in sommige kringen de bruiloft minder uitbundig gevierd.