Driekoningen
De folklorist D.J. van der Ven schreef onder het pseudoniem Dulcinearius tal van artikelen voor bakkersvakbladen. In januari/ februari 1964 ging hij uitgebreid in op de Nederlandse folklore met betrekking tot het Driekoningengebeuren. Daarvan navolgend een verkorte weerslag. In 1964 waren de tradities rondom dit feest boven de rivieren al vrijwel uitgestorven. Daarentegen leefde Driekoningen in Limburg en Noord- Brabant nog volop. Met name de optochten waren razend populair.
Den Bosch
In 's Hertogenbosch ontving de burgemeester de Drie Koningen officieel op het bordes van het raadhuis. De Koningen waren verkleed als de drie magiërs uit het Oosten en maakten te paard een rit door de stad onder begeleiding van muziek en veel gezang van met lampions zwaaiende kinderen een feestrit door de stad.
Zo trok de stoet vervolgens naar de "mert" waar, tegenover het standbeeld van Jeroen Bos, een kerstkribbe stond. Hier knielden de Koningen eerbiedig voor het kind Jezus en gaven hem geschenken.
Tilburg
Nog veel luisterrijker was volgens Van der Ven de Tilburgse Driekoningenstoet met herauten, Romeinse soldaten, dansende jeugd van Bethlehem en de herder met zijn schaapskudde. De Drie Koningen reden op kamelen naar de Heuvel waar ze deelnamen aan een uitvoering van het Evangelieverhaal. Ook Eindhoven kende in die tijd een Driekoningenstoet met het licht van draaiende sterren evenals Maastricht en Oisterwijk.
Initiatief Lubrobakkerijen
De heer G. Schmidt jr., directeur van de Lubrobakkerijen in Utrecht, nam in 1949 het initiatief om de Driekoningenbroden weer in ere te herstellen. Zijn idee dat hi9ervoor een ruime afzetmarkt voorhanden zou zijn werd meteen bewezen op de eerste dag toen er 2000 bestellingen binnenkwamen. Van der Ven hierover: “Uit een radiorede, die hij toen vaar de A.V.R.O. heeft gehouden, leren we, dat het Utrechtse Lubro- Driekoningenbrood rond van vorm is en met poedersuiker bestoven wordt, terwijl er een ster is uitgespaard in herinnering aan de lichtende ster, die tot leidsman der Drie Koningen is geweest.” Ook in Amsterdam, van oudsher een echte Driekoningenstad, kon men het feestbrood in verschillende bakkerijen thans weer verkrijgen.
Amsterdamse folklore
Aan een notitie van een oude Amsterdammer ontleende Van der Ven het verhaal dat deze in zijn kinderjaren bij de bakker uit fijn deeg gebakken brood haalde dat min of meer de vorm had van een Zeeuws boerenbrood. In dat brood was een witte boon gebakken. "Als we nu koffie gingen drinken", aldus de Amsterdammer, "verzamelden allen - tot de dienstboden incluis - zich om de tafel en begon moeder dat brood op te snijden. Het eerste kleine plakje was voor de tafel, dan volgden vader en moeder, de kinderen en de verdere huisgenoten. Natuurlijk keken wij, kinderen, met spanning of de boon nog niet kwam. En werd die aangetroffen in een plak brood van een onzer ouders, dan ging er een gejuich van belang. Immers, wie de boon kreeg, moest trakteren. En als dat lot vader of moeder trof, dan was die traktatie heel wat royaler dan wanneer die moest komen uit onze meestal slecht voorziene beurzen of uit die onzer dienstboden".
Driekoningenprocessen
Uit Maastricht en Parijs zijn verhalen bekend waarin het Driekoningenbrood veel twist en zelfs jarenlange processen veroorzaakte. De oorzaak hiervan ligt in de eeuwenlange strijd tussen de zich "heren" wanende banketbakkers en de gewone brood, beschuit- en bollenbakkers. Vooral in Frankrijk voelden de patissiers- confiseurs zich mijlen ver boven de gewone boulangers staan. De boulangers juist hielden een eeuwenoude gewoonte in ere om op 6 januari aan hun klanten een bonenkoek als geschenk aan te bieden waarvan natuurlijk ook wel exemplaren zullen zijn verkocht. Daartegen kwamen de confiseurs in het geweer want ze zagen daarin oneerlijke concurrentie voor hun bedrijf. Het eind van het bijna eindeloze proceslied was dat in 1717 een vonnis werd geveld waarbij de bakkers in het geheel geen koek, dus ook geen Driekoningenkoek, mochten verkopen. Natuurlijk kon hun niet worden belet deze ten geschenke te geven. Maar eerst echt moeilijk kregen zowel bakkers als banketbakkers het ten tijde van het schrikbewind. Het bakken zowel als het bestellen van zo’n koningskoek beschouwde men als een halsmisdaad, beide een bewijs van staatsvijandschap, een poging tot herstel van het oude bijgeloof, volgens de overheid zonder twijfel ondernomen met de bedoeling om orgiën mogelijk te maken, ‘waarbij de schaduw der tirannen zou worden geëerd’.
Vrijheidsgalette
Vindingrijke banketbakkers namen het geval nogal filosofisch op en constateerden dat het decreet hen wel verbood koningsbrood te bakken maar niet om op de gebruikelijke wijze hun feuilleteedeeg af te toeren en daarvan met houten taartmes een prachtige phrygische muts te maken en de "galette" rondom te bestrijken. Zo werd onze koningskoek een vrijheidsgalette. Deze maakte na de restauratie op zijn beurt weer plaats voor de "galette des rois" en tegelijk begonnen ook weer de processen tussen boulangers en confiseurs. Het duurde tot 1858, toen eindelijk de verlossende verordening kwam dat het bakken en verkopen van taarten en koeken vrijgesteld was aan een ieder die zich daartoe geroepen voelde. Zo hebben dan ook de Franse bakkers tot de Eerste Wereldoorlog met volle toestemming van de autoriteiten aan hun klanten de Driekoningenkoek kunnen aanbieden.
Maastricht
Dergelijke twisten en processen rondom de "keunicskook" deden zich in de 18e eeuw ook voor in Maastricht. De Maastrichtse bakkers hebben altijd de Drie Koningen vereerd. Toen het "bekkersambacht" een gildehuis stichtte en dit op Driekoningenavond in gebruik nam, brachten ze een gevelsteen aan waarop de aanbidding der wijzen stond afgebeeld met het Latijnse opschrift ‘Epiphania Domini Caelo Exaltata (Op het feest van Epiphanie is dit huis gebouwd)’. De grote letters van deze inscriptie vormden samen het jaartal van de stichting: 1714. Evenals in Frankrijk bestond ook in Maastricht de traditie dat op Driekoningen de bakkers aan hun klanten gratis een koningskoek gaven. Maar dat ging lang niet altijd van harte. Al in 1506 wilden de bakkers deze traditie afschaffen. Maar het stadsbestuur, wakende over de belangen van de klanten, dwong hen de "keunigskook" toch te geven. Anderhalve eeuw later - in 1648 - trachtten de bakkers zich weer aan de verplichting te onttrekken door onderling een afspraak te maken geen koningskoeken meer gratis te verstrekken. Zij namen zelfs een desbetreffende bepaling in hun gildereglement op. De bakkers konden nog zoveel ordonneren wat ze wilden, de Maastrichtse magistraat bleef aan de zijde van de klanten staan. De magistraat liet zelfs de beide dekens van het bakkersgilde gevangen nemen en hun pleitbezorger werd uit zijn ambt gezet.
Brabants spaarvarken
Een eigenaardig Driekoningenbrood was te vinden het plaatsje Ginneken in Noord - Brabant. Dit brood had de vorm van een ouderwets spaarvarken met een gleuf in zijn rug. In de gleuf werd een stuk aarden pijpensteel gelegd. Dit gebruik stamde uit de tijd dat de kinderen nog zingend en bedelend langs de huizen trokken. Voor dit zangfestijn bakten de bakkers kleine Driekoningenbroodjes die zij heet uit de oven aan de kinderen als beloning gaven. Om de hete broodjes vast te kunnen houden waren deze op een stuk pijpensteel gestoken. Ingezetenen van Ginneken die het oude gebruik wilden handhaven, lieten later grotere broodjes van dezelfde vorm voor Driekoningenavond bakken. Uit traditie werd nu het brokje pijpensteel midden in de gleuf gelegd ook om zo een steunpunt te hebben voor het brandende koningskaarsje dat men midden in het broodje stak. Tijdens het branden van het kaarsje werden dan toepasselijke liedjes gezongen en daarna werd het broodje aangesneden en onder de aanwezigen verdeeld. In Maastricht werd in de herbergen op Driekoningenavond nog wel gekaart om den Keuningskouk of het Driekoningenbrood. Soms gaf men hier ook kleine broodjes, zogenaamde Krainebroodjes aan de klanten. In Venlo ontvingen de herbergbezoekers kronen van speculaas bij hun borrel. De gewoonte van de bakkers om aan hun klanten Koningskoeken thuis te bezorgen verdween volgens Nannings na de Tweede Wereldoorlog.