Pinksteren
Chocoladefestijn op Terschelling
Chocolademelk speelde tot de Tweede Wereldoorlog een wezenlijke rol in het Pinksterfeest op Terschelling. Volgens Van der Ven ging het hier om een unieke traditie in de Europese folklore.
De voorbereidingen begonnen al op Luilak, dat wil zeggen de zaterdag voorafgaand aan Pinksteren.
Meisjes trokken er op uit om bloemen te plukken voor de Pinksterkransen.
Daarvoor waren grote bossen varens nodig met meidoorntakken, zilverbladig
wollegras, gouden boterbloemen en vooral ook grote hoeveelheden harlekijnorchis.
Nadat de bloemen tot kransen waren vervlochten werden deze verder opgesierd met slingers van geverfde eierschalen en rood papier.
Melkoffers
De kransen werden op een koele plek opgehangen en de meisjes trokken er op uit om met hun Pinkstergeld boodschappen te doen. Het was daarbij de sport om tegen minimale betaling zoveel mogelijk poederchocolade, suiker, koekjes, zuurtjes etc. te kopen.
Al dit lekkers werden al op zaterdagavond naar het feesthuis gebracht, meestal een schuur waar op Pinksterzondagavond een smulpartij zou plaats vinden.
De melk die dan nog nodig was om het feest compleet te maken werd door de meisjes op originele wijze aangeschaft. Tegen de tijd dat de boeren op Eerste Pinksterdag van het melken terugkwamen, zo rond 5 uur 's middags, werden ze opgewacht door de kinderen, gewapend met een kan of een emmertje. Gul werden dan enkele liters melk weggeschonken.
De meisjes hadden die dag inmiddels ook de Pinksterkransen opgehangen aan een hoge paal met dwarslatten. Deze waren strategisch geplaatst langs de weg die de melkers moesten afleggen.
Deze Terschellinger melkerspaal was met de Schiermonnikoogse kallemooi een
noordelijke variant van onze Limburgse meiboom.
De melkpaal was daarmee in de kern een offerpaal, waaronder melkoffers moesten worden gebracht. De daaropvolgende traktatie op chocolademelk was ongetwijfeld
een in het kindervermaak overgeheveld oorspronkelijk offermaal, aldus Van der Ven.
Veldslagen om de Pinksterkroon
Volgens oude Terschellingers ging het er in vroeger eeuwen wat ruiger aan toe.
Toen trokken de Midslander schooljongens ‘s morgens om 5 uur de melkboeren
al tegemoet met een prachtige Pinksterkrans. In die krans mochten de
‘kaeibloemen' (epipactus), de kever orchis, die toen nog veel werden gevonden tussen Hoorn en Oosterend,niet ontbreken. Dat gaf soms aanleiding tot complete veldslagen tussen de jongens van de beide dorpen.
De jongens probeerden elkaar de Pinksterkransen afhandig te maken om deze aan een hoge paal met dwarslatten op te hangen.
Molkenbak
Na melktijd gingen ze vervolgens met een emmer langs de huizen en ontvingen van iedere boer een of twee pintjes melk. Dan werd beschuit gekocht en in een welwillend voor dat doel afgestane schuur deden ze zich te goed aan ‘molkenbak', een samenvoeging van melk en twaihak (beschuit).
Ook de meisjes kregen melk, waarvan ze 's avonds chocolademelk maakten
en daarop (èn op de meisjes) kwamen dan weer de jongens af.
Ook werden de melkboeren vroeger 's ochtends vroeg al belaagd door de jongens met de vraag of de boer een Pinksterkrans wilde hebben.
Stemde de boer toe dan kreeg hij de kroon met de bloemenpracht, de uitgeblazen eieren en de papieren knipsels om de hals gehangen, waarna de jongens zich
achter de versierde boer opstelden om hem op plechtstatige wijze naar huis te
begeleiden onder het voortdurend zingen van het eilandelijke Pinksterlied:
Hier heb je onze Pinksterkroon,
Daar komt hij aangetreden.
Bij het huis van de Pinksterboer kregen de jongens dan een hele of een halve liter melk. Bleek echter de boer minder scheutig te zijn, dan moest hij wel terdege op zijn hoede zijn om te voorkomen dat een van de jongens ongemerkt een scheut stremsel in de melkemmer liet lopen. Hierdoor werd het maken van boter onmogelijk gemaakt.