Pinksteren
Luilakbol
Degene die op zaterdag vóór Pinksteren het laatst uit zijn bed kwam, werd eruit gejaagd en was de luilak en moest het gezin op warme bollen trakteren. Dit gebruik is terug te voeren naar voorchristelijke tijden en moet gezien worden als de verjaging van de stervende winterdemon.
De luilakbollen werden gemaakt met witte bloem en werden vaak warme met stroop of suiker en soms een kluitje verse grasboter gegeten. Acht aaneengeschoten bollen stonden ook bekend als achtlingen. Eders werden ze ook schootjes of schootbollen genoemd.
Soms hadden ze de vorm van een kadetje som waren ze gebakken in de vorm van bolletjes.
Andere luilakgebruiken
Vroeg opstaan, 's morgens niet als laatste komen, was in Noord- Limburg geboden op de kortste dag van het jaar, 21 december. Langslapers werden naar de heilige genoemd die dan herdacht wordt: Thomas, ook al iemand die te laat placht te komen. De jongen die in Brabant op de laatste dag van het jaar, Sint Silvester, als laatste op school kwam, heette paus Silvester en moest trakteren.
In het Hoge Land van Groningen werd de luilak van Goede Vrijdag voor paasei (poaskai) uitgescholden. In Roodeschool kreeg op die dag het 'aaskejong' of de 'aaskepoester'
van zijn medeleerlingen een zak met as op zijn rug. Tijdens een rondgang langs de huizen om centen op te halen werd daar met stokken op geslagen zodat de as rondstoof. In Loppersum (Gelderland) werd zo'n jongen op die dag op een plank rondgedragen en een serenade van ketelmuziek gebracht.
Op 1 mei trokken in Genemuiden (Overijssel) horden jongens in alle vroegte door de straten op zoek naar luie mottes, luie varkens. De folklorist van der Ven meldt dat het er in 1940 maar liefst 42 waren. Die werden dan op een versierde ladder gezet en rondgedragen onder het zingen van: 'Luie motte/luie zotte/op gaan staan/moet maar weer naar bed toe gaan. '
Iets dergelijks overkwam tot in de 19e eeuw de 'pinksterbloem' in Makkum (Friesland) maar dan op de ochtend voor Pinksteren. En op Pinkstermaandag was in Drenthe de koejongen die als hekkesluiter met zijn beesten in de wei verscheen, de 'nustkook', de treuzelaar, die met brandnetels en bremtakken werd geslagen.
Hoornblazen
Het luilakgebruik in de week voor Pinksteren vond niet alleen binnen gezinnen plaats maar ook op binnen diverse beroepsgroepen.
Zo moest de dienstmeid die het laatste naar buiten kwam om kleedjes te kloppen trakteren evenals de schooljongen die het laatst op school kwam. Ook de groenteboer die als laatste zijn kraam met waren op de markt opbouwde was de klos en moest naar de bakker om Luilakbollen te kopen.
Omdat de bollen warm gegeten moesten worden blies de bakker 's ochtends vroeg op zijn hoorn als de bollen klaar waren.
Luilak, slaapzak,
Beddejak, kermispap
Staat om negen uren op.
Bolachttien
Folklorist D.J. van der Ven meldt tijdens filmopnamen in de Zaanstreek in 1923 dat de warme bollen daar met witte radijzen werden gegeten.
Huismoeders en dienstmeisjes trokken er die dag met een broodkorf en een warme, wollen deken naar de bakker om flinke hoeveelheden luilakbollen in te slaan.
Er is een verhaal bekend van een forse Zaankanter die in die tijd maar liefst 18 bollen naar binnen wist te werken wat het zijn leven lang de bijnaam Bolachttien' opleverde.
Bollenoproer
Aanvankelijk werden de luilakbollen gemaakt van betrekkelijk grof materiaal: grof gestampte tarwe werd met zuurdeeg en water tot een pasta aangemaakt.
Allengs werden de Pinksterbollen van fijner materiaal gemaakt zodat in 1652 deze bollen een beschermde status kregen en voortaan werden gecontroleerd op gewicht, samenstelling en op fijnheid van meel.
Ze werden daarom ook wel ‘fijntjes' genoemd en moesten gemerkt zijn met de letter F.
Broodwegers moesten toezien op de kwaliteit en het gewicht. Dit leidde in 1748 in Amsterdam tot het beruchte bollenoproer toen iemand het waagde de bollen te licht af te wegen.
Geboorte van de kadet
Aanvankelijk werden de bollen alleen op zaterdag voor Pinksteren gebakken, reden waarom ze ook wel Pnksterbollen werden genoemd.
Toen de belangstelling voor dit folkloristische gebruik verflauwde werden de bollen eerst alleen voor de weekeinden en naderhand elke dag gebakken.
Ze werden toen geen luilakbollen meer genoemd maar kadetjes. Volgens sommigen stamt het woord ‘kadetje' af van het Franse woord ‘quadraat' wat vierkant betekent. Dit zou een adequate verklaring kunnen zijn omdat de luilakbollen van oudsher met acht stuks aan elkaar in een vierkant werden gebakken.