Sint Pieter (22 februari)
Pieterskoeken
Ter ere van Sint Pieter werden er speciale Pieterskoeken gebakken. In sommige gevallen leken deze op de Nieuwendamse duivekaters. In andere gevallen leken ze meer op de Friese Nieuwjaarskoeken met veel glanzende suiker, de zogenaamde ‘gleddingen'.
Op Sint Pieter werden ook scheepjeskoeken gebakken, een verwijzing naar het feit dat de heilige onder andere patroon van de schippers en zeelui was en is.
Al deze koeken werden onder andere verkocht door vrouwen die met hun volle manden van hoeve naar hoeve trokken. Zij werden bolkoerrinsters of Sint Pieterrinsters genoemd.
Aan een juk droegen ze twee, van tenen gevlochten, broodmanden (‘bolkoer') waarin ze allerlei lekkernijen ronddroegen.
In de etalage van de bakkerswinkels in Grouw stond op Sint Pieter de vermaarde en populaire Grouwster dis, een tafel met daarover heen een wit laken, vol met
taaimannen, sûkermantsjes, oranjekoeken en gleddingen.
De diverse koeken werden gebruikt voor verlotingen en om genegenheid mee uit te drukken.
Met de invoering van de loterijwet door Abraham Kuyper kwam een einde aan de verkoop van deze lotskoeken.
Dit inspireerde de Grouwster bakker Wielstra tot het volgende epigram op een oranje Sint Pieterskoek:
Sinte Pieter is verlegen,
De oude weet niet, hoe hij het heeft;
Kuyper heeft zijn zin gekregen,
Maar de Grouwster bakkers niet.
Voor de folklorist is het nu van belang, dat eveneens talrijke miniatuurscheepjes van koek werden verloot, die we in het gelegenheidsbrood van Vlaanderen ook terugvinden als Sint Pietersscheepjes.
In het waterstedeke Grouw was het scheepjesmotief bijzonder populair en de jeugd maakte er de hollebolle plankstukken. Die op"Pinkster-moandei" onder de klokslag van de Sint Pietertoren op hun nautische kwaliteiten werden getest in " 't plankstik sielen fen de bern".