Sint Matthijs (24 februari)
Brood voor de armen |
Sint Matthijsbrood
Op 23 februari, de avond vóór St. Matthijs, en op 2 februari Maria Lichtmis, werd het zogenaamde deelbrood aan de armen uitgedeeld.
Deze witte bollen waren in plaats gekomen van de tarwe die vroeger bij testamentaire beschikking door de kerkmeesters moest worden uitgedeeld.
De brooduitdeling is waarschijnlijk een herinnering aan het oorspronkelijke voorjaarsoffer.
In Bergen werd dit deelbrood Sint Matthijsbrood genoemd, in Edam stond het bekend als Lichtmisbrood.
Drie zakken tarwe
In het archief van de Nederlands Hervormde Kerk in Bergen ligt een arbitrageregeling uit 1582 tussen de nakomelingen Fop Heymsz. en het kerkbestuur. Hierin wordt verwezen naar de oorsprong van het deelbrood in het dorp.
Daarin lezen we het volgende:
"Jan, Meyns, Martgen, Sijmen en Aeff, kinderen en kleinkinderen van Pieter van Pommeren, welke laatste in rechte lijn afstamt van Fop Heymsz., beklagen zich, omdat het kerkbestuur de verplichtingen niet nakwam, verbonden aan de schenking van percelen land door Fop Heymsz. Op 4 mei 1468 onder conditie, dat de kerkmeesters ten eeuwigen dage zouden doen celebreren ‘door een bekwaam priester' in de kerk te Bergen, alle weken twee missen, de één op donderdags, de andere zaterdags, voor Fop Heymsz. En voor de ziel van Jan Foppenzoon en voor alle zielen van hun ‘vruden ende maegen'. Bovendien, dat de kerkmeesters jaarlijks bij de kerk van Bergen of op een ander plaats op de avond van Sint Matthijs drie zakken tarwe zouden uitdelen aan de christelijke armen.'
Bij nalatigheid van het kerkbestuur zouden de percelen weer eigendom worden van Fop Heymsz. of zijn nakomelingen.
Omdat door de Kerkhervorming het kerkbestuur geen missen meer kon laten celebreren werd - na arbitrage - overeengekomen dat de erfgenamen hiervoor schadeloos gesteld zouden worden voor een bedrag van 425 gulden. De kerkmeesters van Bergen bleven echter ten eeuwigen dage verplicht om jaarlijks op Sint Matthijsavond drie zakken tarwe onder de armen te verdelen.
Wittebroodbollen
Maar het eeuwigdurende gebruik stierf uit, zodat W. Bogtman in ‘De Speelwagen' van 1947, pag. 152, kon schrijven:
‘Wanneer en waarom de tarwe-uitdeling aan de armen is omgezet in een uitdeling van wittebroodbollen aan alle kinderen van het dorp, is nog niet bekend. Wel kunnen we veronderstellingen maken, dat de armen van Bergen meer gebaat waren met een uitdeling van meel of liever nog wittebrood. En ook mogen wij veronderstellen, dat het kerkbestuur juist door de kinderen een extra boterham te schenken doeltreffende liefdadigheid beoogde.'
Wanneer dit gebruik is opgehouden te bestaan is niet bekend. De heer Bogtman herinnerde zich uit zijn jeugd alleen, dat het vierkante, in de hoogte bolvormig opgerezen witte bollen waren, die speciaal voor deelbrood werden gebakken in groepen naast elkaar, zodat ze gemakkelijk van elkaar konden worden afgebroken. De uitdeling vond plaats in de kegelbaan van"De Rustende Jager", vlak bij de kerk.