Pinksteren
Kokkienen
Het ringrijden of ‘rinkrieën' was vroeger het evenement op het Zeeuwse Nieuw- en Sint Joosland.
De deelnemers kwamen bij de zogenaamde oppasser bijeen voor de inschrijving op
Pinkstermaandag. Het ringrijden zelf vond plaats op Pinksterdrie waarna de afrekening volgde op zaterdagavond na Pinksteren.
Voor de afrekening, zeg maar de prijsuitreiking, trok men naar de herberg waar de gasten werden verwelkomd met thee en daarna met kommen vol met zoute balletjes en met flesjes bier.
Midden op de tafel prijkte een grote glazen kelk waarin de gasten het loon voor de bewezen diensten van de oppassers deponeerden. De oppassers ontvingen bovendien als extraatje een vijf- of zestal sigaretten van iedere gast.
Voordat echter dit zakelijke deel werd afgehandeld, schonk de oudste aanwezige thee en presenteerde zijn maat de grote kokkienen. Onder deze naam staan en stonden in Nieuw- en Sint Joosland de boterbabbelaars bekend, die als een ware delicatesse werden gewaardeerd. De Nieuwlandse variant was drie tot vier keer zo groot als een gewone babbelaar.
Waar de gewone babbelaar een soort spekje of een suikerklont is was de ringrijdersbabbelaar een ‘reuze kokkien'.