Wafels
Wafelijzers
Waar en wanneer wafelijzers voor het eerst werden gebruikt, is niet bekend. In Zweden zijn ronde wafelijzers gevonden in graven van Vikingvrouwen. In Noorwegen vond men wafelijzers, die voor een deel dateren uit de 10e eeuw; de oudste uit de 7e eeuw.
Veel wafelijzers werden vroeger door de dorpssmid gemaakt en versierd. Menig oud boerengeslacht bewaart nog zijn originele wafelijzers. De oudste ijzers ontlenen hun versieringen aan afbeeldingen van kerk en christelijke godsdienst, zoals de doop van Christus en het Lam Gods. Op wafelijzers van latere datum treft men meer alledaagse afbeeldingen aan, zoals een ploegende boer en een vrouw aan het spinnewiel. De aanvankelijk ronde en rechthoekige bladen werden naderhand aangevuld met vierkant en hartvormige bladen. Er zijn perioden geweest dat de wafelijzers geliefde geschenken waren rond Kerst of voor verjaardagen en huwelijken.
Hostie ijzers
Een hostie (van het Latijnse hostia = slachtoffer) is een stukje ongedesemd brood, dat in de eucharistie (van het Griekse eucharistez'a = dankbetoon) wordt genuttigd volgens de Romeinse ritus. Sommige deskundigen nemen aan, dat het hostie-ijzer in het begin van de 15e eeuw zou zijn ontstaan uit het wafelijzer.
De volkskundige Catharina van de Graft heeft uitgebreid studie gedaan naar de oorsprong van Nieuwjaarskoeken en wafelijzers. Zij is van mening dat de wafels zijn voortgekomen uit de hosties van de Rooms- Katholieke kerk. Deze hosties werden ook gebakken tussen de bladen van een knijpijzer. Op beide bladen van deze ijzers waren Bijbelse cq religieuze afbeeldingen aangebracht, zoals van de twaalf apostelen of het laatste oordeel van Christus.
Van de Graft maakt ook onderscheid tussen de grote hosties die voor de heilige Mis en uitstalling in kloosters werden gebruikt en de kleine hosties, te gebruiken voor de communie. De laatste, de kleine hosties dus, werden volgens haar in rechthoekige ijzers gebakken, de grote in ronde ijzers. Deze ijzers werden vanaf de 10e eeuw toegepast. De hosties werden gebakken naar behoefte maar met name rondom Pasen en Kerst, de kerkelijke hoogtijdagen.
Aanvankelijk zouden het monniken zijn geweest die dit werk op zich namen, vanaf ca. 1400 waren het leken die de hosties bereidden. Volgens Van de Graft gingen deze leken er al spoedig toe over om de ronde – en dan ongewijde- wafels ook uit te venten op straat onder de naam ‘obliën’ (afkomstig van ‘oblaat’= Misbrood). Ze zouden in die tijd hun opgerolde vorm hebben gekregen om meer stevigheid van het product te verkrijgen. Van de Graft verbaasde zich er over dat Franse ‘oublieurs’ zowel de hosties als de oublieën bakten maar dat werd volgens haar door de kerk zelf in de hand gewerkt. De kerkelijke autoriteiten waren er namelijk toe over gegaan om op Witte Donderdag aan de armen in plaats van gezegend brood gezegende (géén gewijde) hosties uit te delen. Dit moeten grote hosties zijn geweest, denk aan het formaat van matzes.
Deze uitdeling kwam niet alleen in Frankrijk voor maar ook in Nederland. De Domproost van de Dom van Utrecht schonk na de voetwassing van de prelaten en kanunniken wijn, appels en oblaten, gebakken van water en meel. Vanuit dit gebruik zou het bakken en schenken van wafels door het gewone volk rondom hoogtijdagen zijn voortgekomen.
Afbeeldingen
Bij onze Zuiderburen kent men het fenomeen wafelhuizen, die inspelen op de nostalgie van het wafelbakken. Een wafelijzer uit het Gruuthuusemuseum in Brugge herinnert aan de tijd dat wafels of ‘lukken’, zoals men ze in Vlaanderen noemt, een typisch Nieuwjaarsgebak was. Op één van de bladen staat geschreven: Ik wens u een zalig Nieuwjaar.
Net als bij ons kennen de wafelijzers religieuze voorstellingen, variërend van het Kind in de kribbe met Maria en Jozef erbij, de boodschap van de engel Gabriel aan Maria tot de aanbidding der koningen, het Lam Gods enz.
Verder komen symbolische voorstellingen eveneens vaak aan bod: de levensboom, sterren, distels en sterren, een druiventros met rozen, vogels en een zonnerad, drie hazen en zo meer. Ook huwelijkssymbolen kan men op sommige ijzers ontdekken, evenals schuttersmotieven, zoals een haas, een ruiter, een wolf met een vlag en verder nog acht- en vijf puntige sterren, de maan en de zon.
Bijzonder is ook de afbeelding uit 1542 van het bakken van ijzerkoeken op het uurwerk van de Dom in het Duitse Münster.
Zilveren wafelijzer
Aan de vaak uiterst fijne graveringen valt af te lezen, dat de adel, rijke kooplieden, alsmede burgerlijke patriciërs hun wafelijzers lieten bewerken door vakbekwame graveurs. Koning Frans I van Frankrijk liet voor zijn keuken een wafelijzer van puur zilver maken. Ongetwijfeld een prachtig stukje vakwerk maar waarschijnlijk niet geschikt om mee te bakken.
Laat de vorm van het wafelijzer zich aanvankelijk beperkt hebben tot rond, in latere eeuwen zijn er rechthoekige, vierkante en hartvormige wafelijzers in gebruik genomen.
Ruitpatroontje
De patronen op de wafelijzers konden vroeger uitbundiger van karakter zijn dan tegenwoordig. Onze wafelrecepten zijn veel rijker van karakter, met veel boter en eieren. Met dit beslag vloeien de illustraties dermate uit tijdens het bakken, dat de afbeeldingen amper meer te herkennen zijn. Eenvoudige ruitpatronen zijn nog wel geschikt.
De grote ruiten waren bestemd voor het bakken van gewone wafels, doorgaans aangeduid als Brusselse of Luikse wafels. Ronde ijzers met kleine ruitjes of blokken, of ovale met eveneens kleine ruitjes, dienden uitsluitend voor het bakken van lukken of Nieuwjaarswafeltjes.
Sfeerschets
Van de hand van dr. C. Catharina van der Graft komt de navolgende sfeerbeschrijving van het bakken van Nieuwjaarskoeken:
‘In de omstreken van Nordhorn, vooral in de buurt van Frenswege, gelegen bij het oude klooster, het gehucht Bakelde en in het bosrijke Frensdorp gebruikt men toch nog voornamelijk de oude familie-ijzers en toont daarop vaak met trots de naam van een paar geslachten. Het bezoek aan zo’n Duitse boerderij wordt vergemakkelijkt, doordat dit grensgebied Nederlands is gebleven. En wanneer men de mensen toespreekt in het gemoedelijke Overijsselse dialect, dan is de altijd wat wantrouwige boerenbevolking spoedig gerustgesteld en wordt het gewenste contact verkregen. Het aardigst is het natuurlijk, als men het hele gezin bij het schijnsel van het vuur aan het koekenbakken treft. Allen hebben daarbij een werkzaam deel. Het oudste meisje of de moeder lepelt het beslag, dat de moeder de dag tevoren gemaakt heeft, op de helderwit geschuurde tafel. Dan snijdt men het deeg ter lengte van een saucijzenbroodje en rolt het uit. De jongeren drukken op de verse koek een plankje, opdat hij plat zal blijven. Het bakken is een zwaar werk, dat nooit door vrouwen wordt gedaan. Het is de baas, de oudste zoon of de meesterknecht, die de twee ijzers om beurten vult, keert en ledigt. Als iemand met drie ijzers kan bakken, dan is hij een Piet. Als de koek is losgemaakt, het ijzer opnieuw met een stukje zwoerd bestreken en een rolletje deeg tussen de bladen geklemd, dan is inmiddels het tweede ijzer gereed gekomen om te worden gekeerd. Oorspronkelijk bakte men met de grote rechthoekige ijzers (Langeisen), eenvoudigere, rechthoekige, dikke koeken uit roggemeel en stroop en met de kleine ronde ijzers (Rundeisen) de fijnere soort uit bloem, eieren en suiker, die men oprolde of in een trechtertje vormde. Maar tegenwoordig gebruikt men dit fijnere deeg ook voor de grotere ijzers.’
Wafels in de bakkerij
Vóór de jaren '30 van de vorige eeuw gebruikte men in de drukke aanloop naar de jaarwisseling drie tot vier ijzers tegelijk in een gemiddelde bakkerij. Het bakken van wafels was een omslachtig en arbeidsintensief karwei. Beide platen van het wafelijzer werden ingevet met een spekzwoerd. Dan liet men het beslag erin lopen, men kneep aan en vervolgens werd eerst werd de onderkant van de koek in het kolenvuur klaargemaakt. Daarna werd het ijzer gedraaid om ook de andere kant te bakken.
Heilwensen
De vroegere wafelijzers waren vaak voorzien van prachtig versierde bladen waarin soms ook een heilwens was aangebracht. De wafels en kniepertjes leverden na het bakken dan mooie Nieuwjaarswensen op als:
‘Ik wens u een Zalig Nieuwjaar,
Hemel en aarde al te gaar’
Of deze:
‘Geen beter lot
Dan vrede met Got!’
Ook fraai is de volgende spreuk:
‘Nieuwejaarke zoete,
Ons varken heit vier poete;
Twee oren en enen steert,
Is dat nog geen wafel weerd?’
Het bakken van wafels met behulp van wafelijzers was een arbeidsintensieve maar zeer sfeervolle gebeurtenis. Op sommige boerderijen trok men er een dag voor uit om aantallen van maar liefst 1500 wafels te bakken. Een klusje dat met behulp van een elektrisch wafelijzer of wafelovens in enkele uren was gepiept. De elektrische wafelijzers voor industrieel gebruik waren overigens meestal gemaakt van poreus gietijzer om het plakken van het deeg of beslag te voorkomen.
De latere gaswafelovens, voor gebruik op (jaar)markten, kermissen etc. werden verwarmd door middel van aardgas, butaangas of propaangas. Er waren verschillende formaten in de handel met bladen voor 4,8, 12 of 16 wafels.