Bekende banketproducten en hun historie
Colombijntjes
Colombijntjes: een prachtige naam voor een luchtige lekkernij die vroeger vooral in trek was bij kinderen. Het cakeje werd onder andere gegeten als kraamgebak, besmeerd met boter en bestrooid met muisjes. Getooid met een feestelijk vlaggetje voor de pasgeborene werden colombijnen dan genuttigd onder het genot van een glaasje kandeel.
Colombe of Colombina?
Colombijntjes of Colombijnen waren vroeger zo populair dat er zelfs een Colombijnenclub bestond. Dat moet dan omstreeks het begin van de 20e eeuw zijn geweest want de club werd vermeld in het officiële orgaan van de Banketbakkersvereniging in 1937.
Rond 1900 werden de cakejes enkele keren per week gebakken door iedere zichzelf respecterende banketbakker. Het was nog een hele kunst om te voorkomen dat ze te snel zouden uitdrogen.
Net als met zoveel van dit soort producten is de herkomst van de naam onzeker. Volgens sommigen is de naam van Franse oorsprong maar de woorden ‘colombe’ en ‘colombine’ (duif en duivennest) lijken geen relatie te hebben met dit gebak.
In het WNT ( Het Woordenboek der Nederlandsche Taal) wordt een verband gelegd met de Italiaanse Commedia dell' Arte- figuur Colombina. Een ontlening aan het Italiaans is mogelijk omdat in Italië al sinds de vroege Middeleeuwen de traditie bestaat om met Pasen zoete cakejes te bakken in de vorm van een duifje. Deze zoete cakejes zijn enigszins vergelijkbaar met de Colombijntjes.
Anderen nemen aan dat de ‘roots’ in Nederland liggen. Rond 1740 werden de colombijnen voor het eerst genoemd door banketbakker Gerrit van den Brenk in zijn receptenboek ‘T Zaamenspraaken tusschen een Mevrouw en Banketbakker’.
Bijzonder is ook de vermelding van een akte uit 1677 waarin ene Colembijn wordt genoemd, een suikerbakker aan het hof van de toenmalige stadhouder. Helaas wordt in dit archiefstuk niet met zoveel woorden gemeld dat deze suikerbakker de uitvinder van de colombijnen was maar het is een theorie die houdbaar is. Hoe vaak werden en worden producten niet genoemd naar hun grondlegger? Denk maar aan de Haagse Hopjes van baron Hop en de Delftse Stipriaantjes, genoemd naar de plaatselijke dokter.
Suikerplantage in Gyana
Ene Wernard van Vloten woont rond 1780 in het verre Rio Essequibo (Guyana)? Er was daar suiker volop beschikbaar vanwege de suikerplantages maar goede recepten voor zoete lekkernijen ontbraken hem blijkbaar. Hij richt zich op 26 september 1780 via een brief tot zijn schoonzuster in Dendermonde. Deze Johanna Hendrika Strik is vermoedelijk een bedreven bakster want Wernard probeert haar nogal wat recepten te ontfutselen: verwagte van myn suster, eenige schriftelyke opgaeve tot het maken van Banketdeeg, Fuiljeté, Soesen, Colombyntjes, quadrielje &c. We moeten overigens niet denken dat Wernard zelf aan de slag gaat in de keuken. Nee, de recepten zijn bedoeld voor Mevrouw Doedens, ‘wien ik zulks belooft hebbe, ende dubbelt aan verpligt ben.’ Mevrouw Doedens is de echtgenote van Wernards nieuwe werkgever, bij wie hij onlangs in dienst is getreden als secretaris en boekhouder.
Recept uit 1752
Een kookboek uit Wernards tijd, De volmaakte Hollandsche Keukenmeid (3e druk uit 1752) geeft een recept voor colombijnkoek in een hoofdstuk gewijd aan het Bakken van Pasteyen, Taarten, Venezoenen, Vleesch, Struiven, Poddingen, en allerhande gebakken:
Colombyn-koek, hoe men die maaken zal.
Neemt de dooiren van 20 Eijeren klopt die heel klein; klopt 'er dan 2 ponden suiker door heen: klopt het wit van die eijeren zo lang tot het geheel schuim is geworden: Neemt dan vyf vierendeel bloem van meel, en beslaat 'er dit allengs door heen, tot dat alles wel gemengt en beslaagen is, wanneer men 'er de schillen van twee Citroenen in raspt, en 'er die door mengt, doet het dan in een taarte-pan, en laat het heel langsaam bakken, is goed.
Van Lennep en Nescio
De Leidse student en latere schrijver Jacob van Lennep zou tijdens zijn rondzwervingen door Nederland in 1823 in Franeker snetlaagjes en colombijntjes hebben gegeten, beiden bekende koekjes in die tijd.
In zijn boek ‘Titaantjes’ schreef Nescio: 'In de kolonie van Van Eeden hadden we misschien kunnen gaan, maar toen we op een zondag er heen waren gelopen, vier uur gaans, toen liep daar een heer in een boerenkiel op dure gele schoenen, kolombijntjes te eten uit een papieren zak, blootshoofd, in innige aanraking met de natuur, zoals dat toen genoemd werd, en z'n baard vol kruimels. We dorsten niet verder en liepen maar weer naar Amsterdam terug.' Met ‘een heer in boerenkiel …’ werd bedoeld Frederik van Eeden.
Indië
Frappant is ook de populariteit van de colombijnen in Nederlands Oost- en West-Indië. Daar stonden ze – bijvoorbeeld op de pasar Djohar in Semarang – bekend als kwee baloe omdat ze leken op de kiemspruitjes van de klapperboom. Wonderbaarlijk genoeg worden de cakejes ook genoemd in een kampdagboek uit 1944 waarin de schrijver meldt dat er op Tweede Kerstdag colombijntjes werden gegeten bij een kopje instantkoffie.
Theevisite
Er zitten vier kleine jufjes
Gezellige, wijze nufjes
Te keuv'len bij de thee;
Wat smaken die colombijntjes,
Die flikjes en koekjes fijntjes,
Zij eten elk voor twee.
Ze wiegen haar liefste popje,
Bij 't drinken van 't lekker kopje,
Op 't schootje heen en weer;
Want mocht er soms Toos gaan huilen,
Marietje of Lijs gaan pruilen,
Dan slapen zij niet weer.
"Mevrouwtje, U nog een kopje?
Een flikje, een lekker mopje?"
Zo gaat het al maar door.
En eer de mevrouwtjes 't weten,
Is 't trommeltje leeg gegeten
Maar kom, het was er voor.