Beslag
Colombijntjes
Colombijntjes: een prachtige naam voor een luchtige lekkernij die vroeger vooral in trek was bij kinderen. Het cakeje werd onder andere gegeten als kraamgebak, besmeerd met boter en bestrooid met muisjes. Getooid met een feestelijk vlaggetje voor de pasgeborene werden colombijnen dan genuttigd onder het genot van een glaasje kandeel.
Colombijntjes of Colombijnen waren vroeger zo populair dat er zelfs een Colombijnenclub bestond. Dat moet dan omstreeks het begin van de 20e eeuw zijn geweest want de club werd vermeld in het officiële orgaan van de Banketbakkersvereniging in 1937.
Rond 1900 werden de cakejes enkele keren per week gebakken door elke zichzelf respecterende banketbakker. Het was nog een hele kunst om te voorkomen dat ze te snel zouden uitdrogen.
Net als met zoveel van dit soort producten is de herkomst van de naam onzeker. Volgens sommigen is de naam van Franse oorsprong maar de woorden ‘colombe’ en ‘colombine’ (duif en duivennest) lijken geen relatie te hebben met dit gebak.
Anderen nemen daarom aan dat de ‘roots’ in Nederland liggen. Rond 1740 werden de colombijnen voor het eerst genoemd door banketbakker Gerrit van den Brenk in zijn receptenboek ‘ T Zaamenspraaken tusschen een Mevrouw en Banketbakker’.
Bijzonder is ook de vermelding van een akte uit 1677 waarin ene Colembijn wordt genoemd, een suikerbakker aan het hof van de toenmalige stadhouder. Helaas wordt in dit archiefstuk niet met zoveel woorden gemeld dat deze suikerbakker de uitvinder van de colombijnen was maar het is een theorie die houdbaar is. Hoe vaak werden en worden producten niet genoemd naar hun grondlegger? Denk maar aan de Haagse Hopjes van baron Hop en de Delftse Stipriaantjes, genoemd naar de plaatselijke dokter.
De Leidse student en latere schrijver Jacob van Lennep zou tijdens zijn rondzwervingen door Nederland in 1823 in Franeker snetlaagjes en colombijntjes hebben gegeten, beiden bekende koekjes in die tijd.
Frappant is ook de populariteit van de colombijnen in Nederlands Oost- en West-Indië. Daar stonden ze – bijvoorbeeld op de pasar Djohar in Semarang – bekend als kwee baloe omdat ze leken op de kiemspruitjes van de klapperboom. (Bron http://www.onzeplek.nl). Wonderbaarlijk genoeg worden de cakejes ook genoemd in een kampdagboek uit 1944 waarin de schrijver meldt dat er op Tweede Kerstdag colombijntjes werden gegeten bij een kopje instantkoffie. (Bron
http://www.farelli.info/pages_books/camp_diary/camp_solo.)
Theevisite
Er zitten vier kleine jufjes,
Gezellige, wijze nufjes
Te keuv'len bij de thee;
Wat smaken die colombijntjes,
Die flikjes en koekjes fijntjes,
Zij eten elk voor twee.
Ze wiegen haar liefste popje,
Bij 't drinken van 't lekker kopje,
Op 't schootje heen en weer;
Want mocht er soms Toos gaan huilen,
Marietje of Lijs gaan pruilen,
Dan slapen zij niet weer.
"Mevrouwtje, U nog een kopje?
Een flikje, een lekker mopje?"
Zo gaat het al maar door.
En eer de mevrouwtjes 't weten,
Is 't trommeltje leeg gegeten
Maar kom, het was er voor.