Graansoorten
Gerst (Hordeum L.) was het eerste graan dat vanaf het Neolithicum in Europa werd gekweekt, namelijk in het oosten van de Peloponnesos, tussen 10.500 en 6.000 v. Chr. maar ze moest langzaam terrein prijsgeven aan vooral tarwe. Geografisch is het ook nu nog verspreid over een groot gebied van Egypte tot Zweden.
Gerst was ook de belangrijkste graansoort in het oude Egypte. In het 'Dodenboek' riep een verloste ziel in het hiernamaals: "De goden leven zoals ik, eindelijk leef ik zoals de goden. Ik leef als zaadkorrel, ik groei als zaadkorrel, ik ben de gerst. " Ook Homeros loofde in zijn Ilias de gerst. 'Meel uit heilige gerst' werd verwerkt in offerspijzen voor de goden. Luid geprezen wordt de gerst als 'merg van mannen'. En Plato wilde in zijn ideale staat slechts gerst en tarwe als basisvoeding. Plinius schreef echter: Het gerstebrood dat door de oude volkeren werd gebruikt, is door de vooruitgang tot verdwijnen gedoemd en gerst doet nu nog slechts dienst als veevoeder.
Twee soorten
Gerst kan worden onderverdeeld in twee soorten, die in de 7e eeuw door Isidorus van Sevilla werden vermeld: tweerijige en zesrijige. Ze worden in het Latijn door één woord weergegeven, (h)ordeum. Vanaf het Romeinse tijdperk bleef gerst het overheersende graan in de kustgebieden van de Noordzee en de Baltische Zee, waar het zich aanpaste aan de zoute grond, en in de zuidelijke helft van Gallië. Gerst past zich overigens zeer goed aan elke bodem en elk klimaat aan, behalve echter aan zure of zandige grond. Gerst rijpt zelfs op Groenland, op de 70ste breedtegraad in Noorwegen en in Tibet op een hoogte van 4600 m. Overal elders was het een secundair graan, dat vooral gebruikt werd voor het brouwen van bier. Een gersteveld is bijzonder mooi. De aren zijn licht voorover gebogen en de lange, straalvormige naalden lijken wel licht uit te stralen. Een lichte, strogele kleur heeft ook de elliptische graankorrel die aan beide zijden spits uitloopt. De korrel wordt door zeer stevige kelkkafjes omgeven. Gerst is echter niet bijzonder geschikt om brood te bakken. Het meel wordt dan ook steeds gemengd met tarwe en rogge. Is er te veel gerst in het brood dan droogt het vrij snel uit. Maar om zijn moutvorming - die te danken is aan het hoge zetmeelgehalte en de weinige eiwitten van het graan - is het een ideale grondstof voor het brouwen van bier.
8 juli 2014 | 12:00