Sint Agatha (5 februari)
Inleiding op heiligenbroden
De kloosters speelden een belangrijke rol in het ‘omturnen' van oud heidens bijgeloof in christelijk georiënteerde ethiek en moraal. De monniken en nonnen werden in moeilijke gevallen en bij ziekte de vraagbaak van de mensen uit hun omgeving. In plaats van de taaie heidense overleveringen uit te roeien - een vrijwel onbegonnen werk - begonnen zij koeken en suikerwerk te vervaardigen waarin vaak de volksmedicijn was verwerkt. De oud- heidense baksels werden kloostergebak, de oude overleveringen gingen over op tal van heiligen in wier naam de koeken werden gewijd zoals Agatha, Erhard, Tolentijn,
Blasius, Sebastiaan en anderen.
De verzamelnaam van dit kloostergebak is Nonnenconvect. Als men de heilige aanriep terwijl men het aan haar of hem gewijde gebak opat, zou van deze producten een beschermende en eventueel geneeskrachtige werking uitgaan.
Zo werden van oorsprong heidense offerbroden kerkelijk goedgekeurd en zo verschenen broden als Sint Agathabrood, Johannesbrood, Hubertusbrood en het brood van de heilige Martinus.