Hemelvaart
Hagelbroden
In het verre verleden probeerde men op het Gelderse platteland de weergoden gunstig te stemmen door in de periode rond Hemelvaartsdag en Pinksteren hagelkruizen op de akkers te plaatsen en hagelbroden te offeren. Toen de laatste restjes heidens bijgeloof waren uitgebannen, bleef men toch hagelbroden bakken, die voortaan echter aan de armen werden uitgedeeld.
Brooduitdelingen op de Muldersfluite
Hoogtijdagen in het jaar waren bij uitstek de tijdstippen waarop de armen en behoeftigen extra aandacht kregen. Zo was het sinds jaar en dag de gewoonte dat op Hemelvaart onder andere in het Gelderse Hengelo en Zelhem roggebroden werden uitgedeeld. Jaarlijks vindt deze traditie nog plaats op boerderij de Muldersfluite bij het Gelderse Hengelo. Deze vruchtbaarheidsrite was van oorsprong bedoeld voor het afweren van hagel en bliksem.
Minimaal 22 pond
Dit gebruik dateert al uit 1559. In dit jaar begonnen tiendplichtige boeren op Hemelvaart brood aan te leven op de Muldersfluite - ook bekend als de Hengelsche Mullen - om dat vervolgens aan de armen uit te delen. Het ging specifiek om roggebroden die vroeger minimaal 22 pond moesten wegen. Voor elk pond dat men aan roggebrood tekort kwam moest een boete van 30 cent worden betaald. We weten bijvoorbeeld dankzij folklorist Dick van der Ven dat in 1921 het grootste brood 76 pond woog en dat de totaalopbrengst maar liefst 2289 pond bedroeg.
Mulderskermis
Volgens Nannings waren in vroeger tijden de opbrengsten en de broden nog groter:
"Na den middagkerktijd wandelt ieder met zijn brood op den schouder of onder den arm naar de ‘Hengelsche mullen', (...). Hier komen ook de beide burgemeesters (van Hengelo en Zelhem, vergezeld van de dominees, pastoors, diakenen, armmeesters en schoolmeesters. Ieder legt hier zijn brood neer en de schoolmeesters wegen het. Hij, wiens brood te licht bevonden wordt, betlaat voor elk pond onder de 22 een boete van dertig cent, maar hij, die het zwaarste brood geleverd heeft, krijgt een flesch witte wijn present. Die geheele massa brood, soms wel vijfduizend pond, wordt onder de armen verdeeld. (...) Het overige van den dag wordt in vroolijkheid doorgebracht en dit broodfeest noemt men de ‘Mulderskermis'. "
Witte wijn en roggebrood
De boeren mochten vroeger plaggen steken op de gemeenschappelijke markgronden onder voorwaarde dat ze elk jaar op Hemelvaartsdag een roggebrood voor de armen zouden leveren. Deze broden werden door het gemeente- en armbestuur in ontvangst genomen in
het Muldershuis, tegelijk boerenherberg, gelegen juist tussen Hengelo en Zelhem. De plicht om zo'n Hemelvaartsbrood te leveren rustte op de eigenaars of pachters van bepaalde boerenhoeven.
Dagen van tevoren waren boerinnen op de boerenerven van de Dunsborger en Hattumer marke in de weer om deze imponerende liefdadigheidsbroden te kneden en te bakken in de ouderwetse bakhuisjes.
De zware broden werden op een kruiwagen of op praalwagens aangeleverd. Ieder brood werd vervolgens voorzien van een papiertje met de naam van de schatplichtige boer.
Degene die het zwaarste brood had ingezonden ontving twee flessen witte wijn, terwijl de nummers 2 en 3 ieder één fles ontvingen.
De broden werden overigens volgens gebruik biet door de deur maar via het raam de opkamer van de herberg binnen gebracht. Een sfeerbeeld uit de jaren '30 van de vorige eeuw tekende aan:
‘In die opkamer was een deftig gezelschap verenigd en wel de burgemeesters der beide plaatsen, de predikant, de pastoor, de diaconie der Nederlands Hervormde Gemeente en het R.-K. armbestuur, door Hoving "dialonen of armmeesters" genoemd. Eertijds was het traditie, dat de schoolmeester van Hengelo de broden woog, maar later deed de veldwachter dit en in de laatste jaren heeft de opperwachtmeester van Suntemaartensdijk zich hierin bijzonder verdienstelijk gemaakt. Dat wegen is allerminst een sinecure. Immers, in de laatste jaren zijn zo'n kleine 2000 pond roggebrood aangevoerd en die moeten stuk voor stuk worden gewogen. Dit geschiedt onder controle van de hierboven genoemde notabelen, die daarbij uit lange Goudse pijpen roken en een glas Rijnse wijn drinken. Binnen in het vertrek hangt de oude balans en er heerst altijd een grote spanning, wie het zwaarste brood naar de Muldersfluite heeft gebracht.‘
Hagelmissen en Hagelfeier
Soortgelijke liefdadige uitdelingen van broden vonden eveneens plaats in de Ageler Es bij Ootmarsum en in plaatsjes als Kilder, Wehl en bij Zeddam. In vroegere eeuwen was het gebruik nog breder verbreid dat in de laatste eeuwen.
Ook in omliggende landen kenden met soortgelijke riten om hagelbuien die het opkomende gewas konden vernielen, af te weren.
In Duitsland stond dit bekend als Hagelfeier. In Frankrijk, Engeland en in de Antwerpse Kempen werden eveneens hagelmissen gevierd.
In Duitsland beperkte de Hagelfeier zich niet tot één dag. Deze vond plaats op maar liefst vijf achtereenvolgende vrijdagen te beginnen vanaf 1 mei. In sommige streken moesten zelfs negen of elf opeenvolgende zaterdagmiddagen aan het gebruik worden gewijd. De laatste vrijdag of zaterdag vóór Sint Jacob op 25 juli (de dag waarop de oogst van de rogge begon) gold als de laatste Hagelfeiertag.
Soms kreeg de betrokken geestelijke een Hagelfeierbrot dat minstens 12 oude ponden zwaar moest zijn en uit zuivere rogge moest worden gebakken. De koster kreeg van iedere boer een ei. Soms ook ontvingen de kosters voor hun bemoeiingen bij de hageldiensten zuiver gedorst koren of ook wel volle garven.