Geboorte
Een krentenbrood of krentenwegge van flinke proporties stond centraal in de tradities die we kennen als ‘kraamschudden’ of ‘met de kromme arm gaan’. Hoe oud dit gebruik is, is niet met zekerheid meer te achterhalen. Duidelijk is wel, dat de wegge in elk geval in 1845 een vaste plaats in het geboorteritueel van Markelo (Overijssel) en van het Drentse gehucht Ees innam.
Verspreiding van het gebruik
Vooral in het oosten van Nederland had men vanouds de gewoonte om de geboorte van een kind met een krentenwegge te vieren. Het sterkst was deze traditie verbreid in Overijssel, Gelderland en in het zuidelijk deel van Drenthe. In Drenthe werd de grote krentenstoet overigens een plasse genoemd. Verder kwam de geboortewegge ook wel in Zuid- Holland, Friesland en Limburg voor. In de laatstgenoemde gebieden was het gebruik echter veel minder algemeen. Vooral in Zuid-Holland en Friesland had het krentenbrood de vorm van een tulband.
De geboortewegge was veel luxer van uitvoering dan 'gewoon' krentenbrood. Dat was doorgaans een waterbrood waarin krenten waren verwerkt.
Een krentenwegge voor een geboorte was een melkbrood dat ook boter bevatte en rijkelijk was voorzien van krenten, rozijnen en soms ook sukade. Werd er een kind geboren, dan waren het niet de ouders die een krentenwegge bij de bakker gingen halen: zij kregen dit brood als geschenk van hun buren, collega's of familieleden. Wanneer die op kraamvisite gingen, namen ze een krentenwegge voor de gelukkige ouders mee. Sommige ouderparen - vooral welgestelde echtparen - kregen op die manier zo veel krentenweggen dat ze zich er geen raad meer mee wisten.
Grootte en aantallen
Een krentenbrood van ongeveer 1 meter 50 lengte en 50 pond gewicht als een present werd beschouwd als een geboortegeschenk van normale omvang maar er zijn verhalen bekend van grotere exemplaren. Zo brachten in het Overijsselse plaatsje Slagharen in januari 1932 een paar bakkers op plechtige wijze een krentenmik van 2 meter 25 aan de familie Hertsenberg, die met de geboorte van een jonge spruit was verblijd.
In Almelo hechtte de arbeidersbevolking bijzonder sterk aan het in ere houden van het schenken van geboortebrood. Niet alleen gebeurde dit volgens oeroude traditie bij de geboorte van de eerste spruit maar ook in latere jaren, als het gezin al aardig was uitgebreid, kwam in het schenken van formidabele kraamweggen de goede kameraadschap tot uiting. Dit ondervond in 1922 W. Jung, machinist bij de spoorwegen, toen hij de gelukkige vader werd van zijn 13e kind. Het was een gevaarte met een lengte van maar liefst 3 meter 20, een breedte van 50 cm. en een dikte van 10 cm, dat niet minder dan 150 pond woog. Op een fraai versierde wagen, getrokken door een pony, omstuwd door een ontzaglijke menigte, werd dit feestbrood der feestbroden naar de woning van de vrouw van de machinist gereden, nadat de collega’s de vader in de remise deze mega- wegge met de noodzakelijke officiële toespraak hadden aangeboden.
Ook Jozien Jobse – Van Putten heeft onderzoek gedaan naar de geschonken aantallen. Er waren kraamouders die bij een geboorte maar één krentenwegge ontvingen. Er waren er echter ook die er meer kregen. Uit het Gelderse Hengelo noteerde de schrijfster de volgende rapportage: " Ik ben in 1926 geboren. Ik was de eerste, mijn ouders waren dus samen. Ze kregen toen 26 grote krentenbroden. Ze deden dus niet anders dan krentenbrood eten. Ze konden dan ook geen krentenbrood meer zien." Zo'n hoog aantal ten geschenke gekregen broden was over het algemeen een uitzondering. Ook in de interviews voor het boek ‘De krentenwegge’ noemden de bakkers soms zes, zeven of acht krentenweggen die ze bij een geboorte op één adres moesten bezorgen.
De bestelling
We hebben al gelezen dat de wegge aan de kraamouders cadeau werd gegeven. Slechts bij hoge uitzondering kocht men het in de periode 1920-1940 zelf, aldus Jozien Jobse – Van Putten. Na de geboorte gingen buren, familieleden, of een enkele keer ook collega's, naar de bakker om een krentenwegge te bestellen. Per streek of plaats verschilde zowel het moment van de bestelling, als de persoon die ervoor naar de bakker ging. Bij de katholieke bevolking van Luttenberg (Overijssel) was het de taak van de buurvrouw die op één van de eerste dagen na de geboorte, direct na afloop van de doop naar de bakker toog voor de bestelling. "De kleine werd netjes opgetuigd en met de brik met een buurvrouw of de baker door de buurman, soms de kraamheer, naar de R.K. kerk gereden, gelegen tegenover de bakkerij. Dat dopen moet een vrouwenaangelegenheid geweest zijn, want de buurman of de kraamheer gingen een borreltje drinken in een café, ook gelegen tegenover de kerk. Na de doopplechtigheid bestelde de buurvrouw bij de bakker een krentenwegge die soms nog dezelfde dag, soms een dag later naar het huis van de kraamvrouw werd gebracht."
Schenking door familie en noabers
In Drenthe werd de krentenwegge in hoofdzaak door de familie geschonken. Zo bestelden in Zweeloo de ouders of de schoonouders een krentenwegge op de dag van de geboorte terwijl de familie die minder 'na' was, zoals ooms en tantes, dit pas een dag of veertien na de geboorte deed. Helemaal vast lagen dit soort gebruiken niet, want in het boek van Jozien Jobse – Van Putten we lezen ook dat ooms en tantes in Drenthe juist geen krentenbrood gaven maar alleen koffiebonen, beschuit of geld. Vooral in Overijssel werd het krentenbrood door de buren gegeven. In sommige plaatsen uit Oost- Overijssel diende de vrouw van de ‘eerste 'naober' ervoor te zorgen dat er een krentenwegge op de dag van de kraamvisite was. Deze kraamvisite werd daar ongeveer veertien dagen na de geboorte gehouden. De overige buurvrouwen gaven ook een krentenwegge, maar die arriveerde later, op een tijdstip dat het de kraamvrouw het best uitkwam.
Gespreid afleveren van wegges
Voor de bakkers had het schenken van meerdere krentenweggen soms een bijkomend aspect. Omdat er vóór de Tweede Wereldoorlog vaak een groot aantal bakkers in één en dezelfde plaats woonde (om een voorbeeld te geven: Ommen had in de jaren ’30 van de vorige eeuw 18 bakkerijen), waren de weggen vaak van verschillende bakkers afkomstig. Daardoor ging het bakken van krentenweggen voor de bakkers soms met een zekere competitie gepaard. Tijdens het nuttigen van de wegge op de kraamvisite werd immers besproken welke bakker de lekkerste bakte. Het krijgen van meer dan één krentenwegge kwam vooral in het oosten van Overijssel voor. Het had daar in sommige plaatsen een regeling doen ontstaan die eruit bestond, dat de bakkers aanvankelijk maar één krentenwegge afleverden. Bij de bezorging ervan kregen de kraamouders te horen op hoeveel weggen er verder nog aanspraak gemaakt kon worden. Op afroep werden deze vervolgens geleverd. Uiteraard werden daarbij ook degenen die de wegge schonken betrokken. Het was namelijk algemeen gebruik dat zij van hun 'eigen' wegge mochten proeven en er een stuk van mee naar huis kregen. Daartoe werden ze speciaal door de kraamvrouw uitgenodigd. Voordat alle toegezegde krentenweggen op waren, kon er soms een hele tijd verstreken zijn. Een bakker uit Lonneker (Overijssel) zei hierover: "Je had soms mensen die wel tien tot twaalf 'naobers' hadden waar ze krentenweggen van kregen. Die aten soms krentenwegge tot de volgende kleine kwam."
Benamingen
Jozien Jobse – Van Putten heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de krentenwegge en dus ook naar de diverse benamingen ervan. Krentenbrood - dat in het ene dialect 'krentenwegge', in het andere 'krentenstoet' of 'krentenmik' heette – was volgens haar de meest gangbare broodsoort die men tussen de twee wereldoorlogen bij de geboorte van een kind at. In Overijssel, Oost- Gelderland en het zuiden van Drenthe werd dit krentenbrood vooral met de term ' krentenwegge' aangeduid. Het 'normale' dialectwoord voor wittebrood was in deze regio 'stoet'. Het normale, goedkopere krentenbrood heette er dan ook 'krentenstoet', terwijl de term 'krentenwegge' voorbehouden was aan de rijke en luxere variant van het krentenbrood. In Oost- Gelderland waar het normale woord voor wittebrood 'wegge' was, bestonden er soms ook twee woorden, maar deze waren beide gevormd uit een samenstelling met 'wegge'. De normale term was namelijk 'krentenwegge', terwijl men de krentenwegge die bij een geboorte cadeau werd gegeven, soms 'pillewegge' noemde.
Het bakken van een kraamschudderswegge
Hoe werd een twee meter lange en dertig centimeter brede of 200 pond zware kraamschudderswegge gebakken? Het is al lang geen alledaags werk meer om een twee meter lang krentenbrood, bruin van korst, uit de oven te halen. Om een dergelijk resultaat te bereiken was veel vakkennis en ervaring vereist.
Het deeg Voor het samenstellen van het konden alleen eersteklas ingrediënten worden gebruikt want de reputatie van de bakker als vakman stond op het spel. Deze ingrediënten moesten bovendien met royale hand worden verwerkt. Als alle producten op de juiste wijze waren doorgeslagen, dat wil zeggen gemengd moest het deeg rustig rijzen.
De vulling In die tussenperiode begon de bakker met de samenstelling van de rijke toevoeging, de ‘potpourri’. Hij mocht niet krenterig met de krenten zijn en bovendien moesten deze van de allerbeste kwaliteit zijn. De reguliere calamata’s konden niet worden gebruikt omdat die het deeg groezelig zouden maken. Datzelfde kon gebeuren als de krenten niet goed waren gewassen en de bekaker achteraf tot zijn schande te horen zou krijgen dat hij ‘een vuile wegge’ had afgeleverd. De krenten moest goed van steentjes zijn ontdaan en en werd afgeraden de krenten en rozijnen in een draaimolen te mengen omdat hierdoor de zuidvruchten stuk gemalen zouden worden. Wanneer alles eindelijk goed was gereinigd en gesorteerd, eiste de verwerking van krenten, rozijnen en sukade veel overleg om de gehele potpourri zo gelijkmatig mogelijk door het deeg te verdelen. Dat was ook weer iets dat niet aan de machine kon worden toevertrouwd. Het vereiste Fingerspitzengefühl terwijl een brood dat traditioneel zwart van de krenten zag de bakker voor andere problemen zou stellen. De gluten van het deeg leden namelijk onder de overvloed aan krenten. En wanneer dan ook nog de rijs te lang duurde was de kans groot dat de hele substantie ging scheuren.
Het bakken In een oliestook- of heteluchtoven was men wel in staat zo’n volumineus baksel van 100 en meer pond met een knapperige korst gaar te bakken maar de smaak was volgens deskundigen al te vaak ‘dooierig’. Ouderwetse boerenveldovens waren ook te gebruiken voor het bakken van een wegge en konden het beste gestookt worden met talhout of ‘mop’ - dat is fijne afval van timmerwerkplaatsen. Veel bakkers plaatsten langs de lange kant van de broden latten of planken, eventueel met stenen er tegenaan. Dit was niet alleen om de wegge in vorm te houden maar vooral ook om de korst niet te hard te laten worden. De zijkanten van de wegge bleven hierdoor zacht. Omdat de krentenwegge in een 'flauwe' oven gebakken werd, was de baktijd minimaal een uur; een kwartier langer was gebruikelijker. Eén bakker sprak in het boek ‘De krentenwegge’ zelfs van twee uur, wat ongetwijfeld verband hield met het feit dat de temperatuur van een 'afstervende' oven kon verschillen. Een betrekkelijk lage temperatuur moest voorkomen dat de bovenkorst te donker werd terwijl de vrij lange bakduur er zorg voor droeg dat de wegge in het midden niet inzakte.
Krentenwegge anno 21e eeuw
Het schenken van een reuzen- krentenwegge ter gelegenheid van een geboorte komen we nog steeds tegen als traditie, met name op het platteland. De krentenwegge is tegenwoordig echter steeds minder vaak een geschenk van buren en familie. Nieuwe aanbieders van de krentenwegge zijn vaak leden van sportclubs, verenigingen en beroepsgroepen. Dit is een ontwikkeling die al vóór 1900 begonnen moet zijn. De krentenwegge kreeg toen betekenis als geboortegeschenk binnen de kring van Twentse fabrikanten. Pas na de Eerste Wereldoorlog heeft het gebruik pas geleidelijk bij verenigingen en groepen collega’s ingang gevonden.
26 januari 2019 | 14:42