Driekoningen
Germaanse oorsprong
De feestdagen van Kerstmis, Nieuwjaar en Driekoningen volgen elkaar snel tijdens de donkere midwintertijd. Al deze feesten kennen een oud- Germaanse oorsprong waarin men de komst van het nieuwe jaar en een nieuw seizoen in de natuur vierde. Dit was de tijd van het grote midwinterfeest of Joelfeest. Het begon op de dag die de Germanen voor de kortste dag hielden, de dag waarop de oude zon stierf en de nieuwe geboren werd. Aan het einde van deze twaalfdaagse viering plaatsten de Romeinen naderhand Driekoningendag, de dag waarop zij hun kerkelijk jaar begonnen. De oude Germaanse benaming voor deze dag, Dertiennacht (de Germanen telden bij nachten, in dit geval gerekend vanaf 25 december) of Dertiendag, leefde volgens prof. C. Catharine van de Graft nog lange tijd voort in Twente en Vlaanderen. Vroeger noemde men daar Kerstdag wel het kleine en Driekoningen het grote Nieuwjaar.
Babylonische magiërs
Oorspronkelijk werd er niet over Wijzen of Koningen gesproken maar over magiërs, dat wil zeggen Babylonische sterrenkundigen die de sterrenhemel bestudeerden om uit de loop van de sterren toekomstige gebeurtenissen te voorspellen. Deze magiërs offerden wierook, mirre en goud aan het kind Jezus, de geschenken die men vroeger gaf aan de Perzische zonnegod Mithras; de magiërs waren dus Perzen, priesters van Mithras. In de tijd dat het evangelie van Mattheus ontstond had de Mithrasdienst in het Romeinse rijk nog veel aanhangers die echter geleidelijk tot het Christendom werden bekeerd. Zo ontstond de legende van de Mithraspriesters, dienaren van een valse god die op zoek gingen naar de ware god. Dit bekeringsverhaal werd in de bijbel overgenomen. Men stelde het aantal wijzen op drie, waarschijnlijk onder de invloed van de drie giften. Men bedacht een symbolische verklaring voor de offergaven: als God ontving Christus de wierook, als koning het goud, als mens de bittere mirre.
Tal van namen zijn voor de wijzen bedacht, die van Melchior, Caspar en Balthasar behielden de overhand. In de drie wijzen zag men de vertegenwoordigers van de drie levenstrappen: Melchior als de grijsaard, hij biedt het goud aan. De jonge Caspar offert de wierook. Balthasar, de man van middelbare leeftijd, brengt de mirre. (Soms heet overigens de oudste koning Caspar en de jongste Melchior). Symbolisch vertegenwoordigen deze drie koningen de drie rassen van de mensheid voortgekomen uit Sem, Cham en Japhet. Zij zijn de afgezanten van de drie destijds bekende werelddelen. Caspar, die Afrika vertegenwoordigde, was daarom een Moor. Volgens Van der Ven was er tevens een bijgeloof waarin de drie sterrengeleerden geassocieerd werden met de drie sterren in de Gordel van Orion. Vanaf de 10e eeuw werden de wijzen algemeen als koningen voorgesteld.
Aantal Wijzen
De Drie Koningen waren eeuwenlang zeer populair, zelfs in de periode van de Protestantse Republiek der Verenigde Nederlanden. Het is een hele prestatie voor heiligen die waarschijnlijk nooit bestaan hebben. In de bijbel maakt alleen de evangelist Mattheus kort melding van hen, zonder hun namen of zelfs maar hun aantal te vermelden (In die dagen kwamen er wijzen uit het oosten). De rest is allemaal legendevorming. Vroeg christelijke geschiedschrijvers hielden het aantal wijzen aanvankelijk op twaalf. Het was Chrysostomus, de in de 4e eeuw levende kerkvader en Patriarch van Konstantinopel, die het aantal magiërs op 12 bepaalde. Twee eeuwen later gewaagde de kerkelijke geschiedkundige Epiphanius zelfs van 15 Oosterse Wijzen. gest:hiedvorscher Epiphanius zelfs van 15 Oostersche Wijzen. In schilderingen uit de 2de eeuw, aangetroffen worden in de Priscilla catacomben van Rome met daarin de kapel van de heiligen Petrus en Marcellinus, zijn slechts twee Wijzen afgebeeld. Op een ander fresco in de catacombe van Domitilla staan er vier en ga zo maar door. Vele eeuwen later werd hun aantal bepaald op drie. Ene Chomestor noemde de drie koningen Appelis, Amerus en Damascus, anderen weer Magelach, Grigalath en Sarazen of wel Ator, Sator en Perator, allen afstammelingen van de Mesopotamische profeet Balaem die in latere tijden, - vooral in de Driekoningenstad Keulen een grote rol heeft gespeeld. Bij Beda Venerabilis (gestorven in 753) komen voor het eerst de namen Kaspar (of Capsar), Melchior en Balthazar voor. Kaspar zou de rol van schatdrager toebeedeld krijgen, Melchior was de Koning van het Licht en Balthazar zou ‘Gods bescherming’ betekenen.
Melchior, de kleinste en jongste, offerde als Koning van Nubië en Arabië het goud, Balthazar, de Koning van Godolië en Saba, ga wierook als geschenk. Kaspar, de Koning van Tharsis en het eiland Egryscilla, schonk uiteindelijk mirre aan het kind Jezus. Het verhaal ging verder dat ze, na de verering van Jezus, zijn gedoopt door de apostel Thomas en later zelfs tot bisschop zijn gewijd. Kort na een gezamenlijk gevierd kerstfeest, in het jaar 54, zouden ze in de Perzische stad Servan de marteldood zijn gestorven in de ouderdom van 116, 112 en 109 jaar. Hun relikwieën zouden uiteindelijk in een graf in de Keulse Dom zijn beland.
Een vierde wijze
Een oude Russische legende vertelt, dat er nog een vierde koning zou zijn: Artaban of Coredan geheten, die bij het zien van de ster ook op zoek ging naar Jezus. Als geschenk nam hij drie kostbare edelstenen mee. Hij komt echter niet in contact met de andere drie en ook niet bij het kind in Bethlehem. Zijn reis wordt namelijk een zoektocht, waarop hij steeds weer opgehouden wordt door mensen die zijn hulp vragen. En aan hen besteedt hij geleidelijk ook zijn meegenomen geschenken. Tenslotte na 33 jaar omzwervingen – als Jezus aan het kruis hangt, de aarde trilt en de muren en daken instorten – wordt Artaban / Coredan bij Jeruzalem door vallend gesteente gedood. De legende levert volop stof om met elkaar van gedachten te wisselen: over het wel of niet bereiken van zijn reisdoel; over het weggeven van de meegenomen geschenken; over het onderweg helpen van wie hulp nodig had; over wie Artaban (Coredan) eigenlijk is; over of we allemaal niet als Artaban (Coredan) zijn?
Driekoningenspel
Het meest aanschouwelijk werd de Driekoningenlegende voorgesteld door het mysteriespel in de kerk. Met dit toneelspel werd de betekenis van de feestdag aan het ongeletterde volk bekend gemaakt. De kern van het Driekoningenspel, dat in het midden der 11e eeuw ontstond, was dat de drie koningen, als zodanig door hun gouden kronen onderscheiden, het koor binnentraden. Onder het zingen van een Latijnse hymne schreden zij langzaam en plechtig naar het hoofdaltaar, terwijl de ster die aan een koord hing, hun voorging, De koningen legden hun offers neer bij het beeld van Christus en zijn moeder. Later is dit spel uitgebreid met de rol van Herodes. De koningen houden op weg naar het hoofdaltaar halt voor diens troon. Zo werd dit spel van begin 13e tot eind 15e eeuw in de Utrechtse Dom vertoond. Eind 15e eeuw was dit mysteriespel zo populair geworden dat het niet langer in de kerk kon worden opgevoerd. Er kwam een buitenkerkse variant in de vorm van Driekoningen zingen of Sterren zingen.
Nova Zembla
Zo populair was het Driekoningenfeest dat zelfs Heemskerk en Barendsz. op Nova Zembla het feest vierden zoals te lezen in het dagboek van Gerrit de Veer waarin hij op 5 januari 1597 meldt: "Als wij nu den gantschen dach gheslooft hadden, so werden wij ghedenckende, dat het Drie Coninghen- avondt was, ende begheerden aenden schipper dat wij tusschen al ons verdriet ons eens wat vermaecken souden, daertoe wij aenbrengen of inleggen wilden een deel van 't rantsoen van den wijn, die ons alle twee dag hen toeghedeelt behoorde te worden, ende nu wat gespaert of in voorraet hadden, also dat wij ons op dien avont wat verquickten, ende Conincxhen speelden, daertoe wij twee ponds meels hadden, die wij tot cardoesen (kartonnen buskruitkokers) te pappen mede ghenomen hadden, daervan backten wij pankoecken met olye, ende leyden elck een wittebroods beschuyt in, die wij in de wijn sopten, ende lieten ons drincken, dat wij in ons vaderlandt ende bij ons vrienden waren, soo wel wa eren wij daermede vermaekt, als oft wij thuis een heerlyke maeltijdt gehadt hadden.'
Een feest van Jan Steen
Hoe populair het Driekoningenfeest in de 17e eeuw was, blijkt uit de vele schilderijen die Jan Steen (1626-1679) aan het onderwerp heeft gewijd. Steen schilderde er minstens vijftien. Op een schilderij uit 1662, in het Museum of Fine Arts in Boston, is goed te zien hoe het feest in huiselijke kring werd gevierd. Er was muziek en er werd veel gedronken en gegeten. Driekoningen was ook een verkleedpartij waarbij een spel van koning en hofhouding werd gespeeld. De koning moest eervol behandeld worden. Hij dronk uit een bokaal en werd daarbij toegejuicht door de andere aanwezigen. Door middel van het trekken van lootjes werd bepaald wie de rol van de koning mocht spelen. Bij Jan Steen is het vaak een jong kind. Het was een soort omkering van de normale hiërarchie, een omkering die we ook van het carnavalsfeest kennen. Juist de meest kleine en minst machtige mocht de rol van de koning spelen. De kleine koning klemt onder zijn linkerarm een duivekater.
Sterren- of Driekoningenzingen
Drie lagere geestelijken of koorknapen, als koningen verkleed met papieren kronen en witte hemden, gingen met een brandende ster de huizen langs. Onder muzikale begeleiding zongen zij een Driekoningenlied, waarbij zij de ster lieten draaien. Tot eind 18e eeuw werd in ons land de rol van sterrenzanger door volwassenen vervuld. Er waren ook vrouwelijke sterrenzangers die zich als zwarte vrouwen (‘Morinnen’) hadden verkleed. Het Sterren zingen is onder andere verbeeld op een schilderij van Jan Steen; in de deuropening van het huis zien we een groepje kinderen of volwassenen, gekleed als de Drie Koningen. Ze hebben net aan de voordeur geklopt en zingen een Driekoningenlied. Zo proberen ze wat etenswaren of geld los te peuteren.
In plakkaten uit de 17e eeuw staan overigens herhaaldelijk verbodsbepalingen tegen het langs de straten zingen en op instrumenten spelen op Driekoningenavond. Niet alleen muzikale activiteiten werden aangepakt, ook het zetten van merken op de deuren, van brandende kaarsen voor de vensterramen (" weesende een Heydense manier") en het maken, verkopen en weggeven van koningskaarsjes werd daarin verboden. De overheid trad hier tegen op op aandrang van de kerkenraad, ook al lieten de kaarsenmakers de koningskaarsen wijden in de Heilige Mis en al schreef men met gewijd krijt de namen der Driekoningen in de afkorting C + M + B op de huisdeur, een gebruik dat in Noord- Brabant nog lang opgeld deed. In de 17e eeuw waren het alleen nog maar kinderen die op straat en in huis speelden met de kaarsjes en het kaarsjes springen beoefenden. Zij dachten niet aan de heidense afkomst, waarover de hoge heren zich zo druk maakten. De koningskaarsjes hadden overigens drie armen, de middelste was gewoonlijk zwart geverfd en heette dan "moorke" of Mekkert naar Melchior. Dit deel van de kaars stelde dus de Morenkoning voor.
Driekoningen zingen in Tilburg
Het feest van Driekoningen is tegenwoordig niet meer zo belangrijk als vroeger. Toch werd er, bijvoorbeeld in Tilburg, nog tot in de vorige eeuw volop gedaan aan Driekoningen zingen. De plaatselijke VVV organiseerde daar vanaf 1937 een wedstrijd Driekoningen zingen, waarbij de liedjes van de kinderen door een jury beoordeeld werden. Het feest kon zich daardoor steeds weer vernieuwen. In de jaren zestig lieten de zangers zich daarbij inspireren door populaire nummers uit de hitparade. Ook allochtone kinderen van niet christelijke afkomst deelden op een gegeven moment mee in de feestvreugde.
Op eenen Drijkeuningenavond
Den bakker sloeg zij' wijf
Mee d' heete koekepanne
Zoo deerlijk op heur lijf.
Wij kwaomen aon Herodes' deur
Zijn broek was kapot en z'n gat zat erdeur.
Vlaams spotlied, opgetekend in 1932 door Nannings
3 april 2014 | 21:18