Allerheiligen (1 november)
Inleiding
Onder keizer Diocletianus (284-305) stierven er zoveel mensen voor hun geloof dat ze niet langer allemaal op een eigen dag herdacht konden worden. Daarom voerde paus Bonifatius IV (608-615) een gezamenlijke gedenkdag in: Allermartelarendag, later beter bekend als Allerheiligen.
In de middeleeuwen ontstond het gebruik om 's nachts op het kerkhof een kaars of lantaarn te laten branden. Volgens het volksgeloof hielp zo'n lichtje op Allerheiligen de
zieltjes hun weg vinden.
In sommige streken werden Allerheiligenvuren aangestoken. Jongemannen gaven noten aan hun geliefde en wierpen er twee in het vuur. In spanning wachtten ze af of de noten
uit elkaar zouden spatten of samen zouden opbranden. Hierin zagen ze een voorbode van hun huwelijksleven.
Krakelingen en vlechtbroden
Tegenwoordig versieren familieleden de graven van verwanten met chrysanten, kransen, kaarsen en een steeds bontere verscheidenheid aan bloemen. Sommigen versieren het graf met keitjes of wit zand.
Er vinden bedevaarten en processies plaats maar de aloude Allerheiligenmarkten (onder andere in Steenwijk en Winschoten) zijn verdwenen.
In Nederland en Vlaanderen behoren van oudsher eenvoudige krakelingen en vlechtbroden bij het scala aan Allerheiligengebakken. In België krijgen kinderen tevens van hun peter en meter zielebroden of zielevlechtbroden.
Verder weg in het buitenland is men creatiever onder andere met suikerpoppen voor de kinderen op Sicilië.
In Midden - Amerika, met name in Ecuador, vindt men eveneens bonte figuren van suiker, mannen en vrouwen in bonte dracht, gezeten op een lama.
Schildpadden en dichtslaande deuren
Op Allerheiligenavond komen de zieltjes op aarde en zoeken hun oude woningen op. Zij verlaten het vagevuur en keren onder verschillende gedaanten voor één avond weer. Bij het luiden van het Ave Maria- klokje moeten ze de aarde weer voor een jaar vaarwel zeggen.
Dood die avond geen schildpad, zegt het volksgeloof, want de zieltjes nemen
vaak de gedaante van een schildpad aan. Sla ook geen deuren met geweld dicht. Je zou er eens een zieltje tussen kunnen knellen!
Eerste baksel voor de zielen
Voor die zielen zette men spijzen klaar die vroeger aan Wodan en zijn Wilde Jacht ten goede kwamen. Want hoewel deze oude gebruiken vrijwel allemaal van het woonhuis naar het kerkhof zijn verdrongen bleven een aantal gebruiken toch binnenshuis levend.
Daar probeerde men het de zielen zo aangenaam mogelijk te maken.
Het eerste baksel was voor hen en doordat de huisvrouw zich de eerste koekjes uit eigen mond spaarde, verloste zij een ziel voorgoed uit het vagevuur.
Dit adagium kende men ook in Vlaanderen waar ieder zielebroodje dat men at een verlossing uit het vagevuur betekende.
Doden beschermen oogst
In het zuidwesten van Frankrijk werd tot het begin van de 20ste eeuw met Allerheiligen gierstbrood gebakken. Het werd door de levenden gegeten maar was bestemd voor de doden. Door de doden een deel van de oogst aan te bieden, hoopte men dat zij de volgende oogst zouden beschermen.
2 november 2019 | 08:13