Kermis en jaarmarkten
Noga of nougat
Bij de kermis horen naast brood en banket ook zuurstokken, wijnballen en vooral, van oudsher, nougat. Nog steeds zien we de nougatkramen met het opschrift ‘echte nougat de Montélimar' op iedere kermis staan. De nougat vindt zijn oorsprong in het Franse stadje Montélimar.
Het was de firma Stuvé, die hiermee beroemd werd. Al voor 1900 verkocht dit bedrijf nougat op diverse kermissen. In het eerste kwart van de 20e eeuw ontstond er een ware nougatoorlog en in de advertentie waarschuwde de firma Stuvé tegen namaaknougat, die eveneens onder de naam Stuvé werd verkocht. Wie van beide nu de beste kwaliteit leverde, dat moest uiteindelijk het publiek maar uitmaken.
Koksmaat
Willem Stuvé ontdekte de nougat in 1870 om precies te zijn. Hij noemde zijn ontdekking ‘noix-gâteau' (nootkoekje), later bij afkorting ‘noix-gat', dat tenslotte verbasterd werd tot nougat en noga.
Willem Stuvé werd in 1852 geboren. Al op 12-jarige leeftijd monsterde hij aan als koksmaat in de koopvaardij. Vier jaren bevoer hij de wereldzeeën tot hij op zijn zestiende voorgoed aan wal stapte. Het reizen en trekken zat hem in het bloed en zo zien we hem gedurende de volgende twee jaren als hulpkok in hotels te Parijs, Barcelona, Madrid en Nice.
Nogastad
Na Nice kwam Montélimar in beeld. Daar nam de noga hem al gauw volledig in beslag. Hij zag echter al gauw in dat hij meer kon verdienen, als hij zijn vinding zelf ging exploiteren. Hij zei zijn baan als kok op en kocht een kraam die hij aan de grote weg neerzette. En er was geen reiziger of hij stopte even in Montélimar om noga voor onderweg in te slaan. Geleidelijk raakte Montélimar onder de toeristen bekend als de nogastad en dat is ze nu nog.
Fabriek
Na 2 jaar vertrok Stuvé uit Montélimar omdat hij het zat was dat concurrentie zijn noga - ontdekking hadden overgenomen. Hij kocht een reiswagen bij zijn kraam en ging op stap. Langzaam trok hij noordwaarts door Frankrijk, Zwitserland en België. In al die landen vond hij op de kermissen gretig aftrek voor zijn noga. In 1874 was hij weer thuis in Nederland en niet onbemiddeld.
Ook in Nederland liep de nogaverkoop hard; zo hard, dat Willem Stuvé een onafhankelijk producerend bedrijf nodig had om de voorraden, die zijn kraam uitvlogen, aan te vullen. Daarom stichtte hij al in 1874 zijn nogafabriek.
Noga - établissement
Willem Stuvé, de nogakoning, stierf in 1935 op 83-jarige leeftijd en in 1939 werd het beroemde noga-etablissement - de grootste in Nederland - voor het laatst op de kermissen gezien. Het werd gevormd door drie wagens met een totale lengte van 33 meter. Al aan het begin van de kermis pakten de nieuwsgierigen zich samen om de opbouw gade te slaan. Het voorzeil (de kap) werd door een eigen elektrische motor langzaam opgetrokken. Daarna werden de fleurige uitstallingen door de meisjes klaargemaakt.
Alle noga was verpakt: in zakjes, in kartonnen dozen of in rijke bonbonnières. Kleinere stukken in zilverpapier en later in stanniool. De nogarol was verpakt in zilverpapier met een rood lintje erom, voorzien van een leuk plaatje en een aapje erop gestoken. Die werd vroeger het meest verkocht. Vooral 's avonds was het een feestelijk gezicht: de schittering van die bergen kleurig verpakte noga in het felle schijnsel van de lampen. Achter de toonbank: twaalf meisjes in keurige, zwarte japonnetjes met wit gesteven schortjes. Ze hadden de handen vol om het snoepgrage publiek te bedienen.
7 januari 2017 | 12:19