Speculaas
Een bijzondere Sinterklaastraditie
Het boek ‘Camera Obscura’ van Hildebrand geeft ons een aardig handvat om de nostalgische en vooral populaire koekverguldavondjes te beschrijven zoals deze in de 19de eeuw georganiseerd werden door de gegoede burgerij.
“Nu moeten mijne lezers, die misschien laag op de schoone kunst van koekvergulden neerzien, niet denken dat de gezengde kunst zoo heel eenvoudig en gemakkelijk is. Ja, een vierduits varken (een speculaaskoek in de vorm van een varken ter waarde van 4 duiten) kan ieder beplakken; een streepje voor den grond, en een ruitje op zijn lijf, dat kan een kind! Maar de deftige vrijers en vrijsters van vierentwintig stuivers netjes te vergulden, tot de plooitjes van den kraag en de ruitjes van den breizak toe; een koets met paarden als juffrouw De Riet, die het zweepkoord zoo natuurlijk wist doen kronkelen of het een gouden kurketrekker was, dat is iets anders. Het is gemakkelijk gezegd: het is maar koekvergulden!”
Gulzigheid
Het koekvergulden was een typische volkskunst die opgang deed in de 18de en 19de eeuw. De met glazuur en bladgoud versierde koeken van speculaas deed men elkaar cadeau rondom de Sinterklaastijd. Men kon er een boodschap, een grap of moraal mee verwoorden. Zo stond een varken dat een trof omver schopte symbool voor gulzigheid. Een vrouw met een broek aan was het synoniem voor bazigheid en een man met een aap op zijn rug verwees naar zijn dwaze gedrag.
Bladgoud
Het eten van bladgoud voert bij naspeuringen terug naar de Middeleeuwen. Aan de hoven in Frankrijk, Duitsland en Italië werd het aangebracht vooral op marsepein of ander suikerwerk. Een vertoon van welstand want suiker en bladgoud waren voor de gewone man onbetaalbaar; beide werden per gram verkocht.
In Nederland maakte men op wat meer bescheiden wijze gebruik van het kostbare bladgoud, zoals ook beschreven door Hildebrand. Voor het aanbrengen van de stukjes en repen bladgoud werd gebruikt gemaakt van een haze – of konijnepluimpje. Daarnaast kon men kiezen uit zaken als suikerglazuur (wit of gekleurd), suiker – of zilverpilletjes, amandelen en andere noten.
Vrouwenkloosters
Het versieren van koeken gaat vele terug. Al in de middeleeuwse vrouwenkloosters werden koeken versierd met kruidnagels, pijpkaneel en stukjes gember. In Duitsland stuurden de kloosterzusters hun familie tegen het einde van het jaar versierde honing – of lebkuchen.
De Zwitserse stad Bazel zou de bakermat zijn van het gebruik van glazuur, volgens oude bronnen. Het werd al gauw in de Duitstalige landen een rage om de van oorsprong bruine lebkuchen te versieren door middel van suiker - glazuur met bloemen, romantische figuren en tal van rijmpjes.
Waarschijnlijk werd chocoladeglazuur echter pas voor het eerst rondom 1850 gebruikt.
De Duitse peperkoekenbakkers waren echter niet alleen trots op hun tradities: ze trachtten ook vernieuwingen aan te brengen. Omstreeks 1900 werden, onder invloed van de Jugendstil, peperkoeken ontworpen door kunstenaars die zich onderscheidden door hun nieuwe vormen maar vooral ook hun nieuwe kleuren. Nog steeds vinden we op de Duitse Kerstmarkten de versierde lebkuchen. Maar ook in Polen, Hongarije, en op de Balkan vinden we heerlijke koeken, fraai versierd met gespoten suiker of eiwit.
18 oktober 2015 | 22:17